Ervaringen bewijzen niets, maar dat bewijst niets.
1. God als lijf
‘Water is alomtegenwoordig, want ik voel het overal en ik heb nog nooit een plek gezien waar geen water is’, zegt een vis. Bewijst zijn ervaring dat water alomtegenwoordig is? Natuurlijk niet. Het vissenlijf zelf is geen water (al zit er wel water in), en de aarde, de lucht, de ruimte ook niet.
‘Lucht is alomtegenwoordig, want ik voel het overal en ik heb nog nooit een plek gezien waar geen lucht is’, zegt een vogel. Bewijst zijn ervaring dat lucht alomtegenwoordig is? Natuurlijk niet. Een vogellijf bestaat niet uit lucht (al zit er wel lucht in), en de aarde, het water, de ruimte ook niet.
‘God is alomtegenwoordig, want ik voel Hem overal en ik heb nog nooit een plek gezien waar Hij niet is’, zegt een mens. Bewijst zijn ervaring dat God alomtegenwoordig is? Natuurlijk niet. Een mens is net zomin alomtegenwoordig als een vogel of een vis. De kosmos is grotendeels onbereikbaar voor hem. Op veel plekken waar hij technisch wel kan komen, zal hij onmiddellijk sterven of alleen met de nodige hulpmiddelen in leven kunnen blijven.
De meeste mensen hangen net als de meeste zoogdieren rond in de onderste meters van de atmosfeer en de bovenste meters van de hydrosfeer, in de zogeheten zoösfeer, je kan het ook de homosfeer of de antroposfeer noemen – een zeepbel om de aardbol.
Mensen nemen gezamenlijk en individueel lang niet de hele homosfeer in, slechts een fractie daarvan. Ons lichaam bevindt zich altijd op één plek tegelijk, in een lichaamsvormige tijdruimte van gemiddeld een litertje of zestig, zeventig, en op elke plek bevindt zich bij mijn weten nooit meer dan één mens tegelijk, al komt het er soms heerlijk of vreselijk dichtbij.
Om voor jou alomtegenwoordig te lijken hoeft een God van een litertje of zestig, zeventig er alleen maar voor te zorgen dat Hij altijd precies daar is waar jij ook bent. Een kwestie van synchronisatie, voor de Almachtige een makkie.
Was een mens zonder het door te hebben zelf God, eeuwig samenvallend met Zijn eigen lijf, dan zou Hij zichzelf altijd overal ervaren, en in Zijn onwetendheid concluderen dat God alomtegenwoordig was.
Zou God zich uitstrekken over de hele homosfeer of, vooruit, over de hele aardkorst en de ruimte daaromheen tot en met de maan, dan zou bij de huidige stand van techniek geen mens er ooit achter komen dat Hij in de rest van het universum schitterde door afwezigheid.
2. De Allereerste Oorzaak
Een almachtige God hoeft niet alomtegenwoordig te zijn om alomtegenwoordig te lijken, Hij hoeft ook niet steeds op dezelfde tijd en plaats te zijn als de mens die hij van Zijn alomtegenwoordigheid wil overtuigen.
Het volstaat om bij die mens de ervaring van een alomtegenwoordige God op te wekken. Priesters, die zelf maar een tijdruimte van een litertje of zestig, zeventig innemen, of vooruit, honderd, zijn daar heel bedreven in. Ze worden ervoor opgeleid mensen te laten geloven wat hun religie wil dat ze geloven, en ze hebben bij elkaar opgeteld miljarden volgelingen, die er nog voor dokken ook.
Als priesters het al voor elkaar krijgen, hoe eenvoudig moet het dan zijn voor God, of Hij nu alomtegenwoordig is, gebonden aan plaats en tijd, of nergens. God hoeft zich immers aan geen enkele religie te houden. Hij hoeft geen cent te vragen of af te dragen. Hij hoeft alleen maar met zijn onstoffelijke vingers te knippen om stoffelijke wonderen te verrichten.
Voor een godservaring is niet eens een God nodig. Een brein of verstand dat of een geest of ziel die in staat is om de ervaring van een alomtegenwoordige God op te wekken zonder bewustwording van het lokale opwekkingsproces, kan zichzelf moeiteloos overtuigen van het bestaan van een alomtegenwoordige God.
Zo’n brein, verstand, geest, ziel kan je, als schepper van de ervaring van God, zonder overdrijving de God der goden noemen, de Oorzaak die vooraf gaat aan de Eerste Oorzaak – de Allereerste Oorzaak, de Grondeloze Grond die niemand ooit ervaren heeft en toch, misschien wel juist daarom, door de redeloze rede absoluut noodzakelijk wordt geacht, dit keer toevallig terecht.
3. Het ervaren lichaam is niet het fysieke lichaam
Mensen zijn niet alomtegenwoordig in de kosmos. Ze zijn niet alomtegenwoordig in de homosfeer. Ze zijn niet eens altijd alomtegenwoordig in hun lijf, en ook niet per se alomafwezig buiten hun lijf.
Wat dat laatste betreft, mensen met fantoomledematen ervaren een lichaamsdeel dat fysiek niet meer bestaat: jeuk of pijn in een geamputeerd been, een dwangstand van een geamputeerde arm. Het ervaren lichaam strekt zich uit buiten het fysieke lichaam.
Er zijn ook mensen met beschadigde zenuwen of hersenen, die delen van hun lichaam niet ervaren, en anderen die delen van hun lichaam weliswaar ervaren maar niet als de hunne erkennen. Niemand ervaart rechtstreeks zijn haar, behalve bij de wortel. Het fysieke lichaam strekt zich uit buiten het ervaren lichaam.
In onze fantasie, in onze dromen, tijdens hallucinaties hebben we vleugels, een ouder of jonger lijf, een lichaam van het andere geslacht, en zolang we niet wakker worden voelt het allemaal verdomd echt. Als we droomloos slapen ervaren we denk ik helemaal geen lichaam, maar zeker weten doe ik het niet, want dan slaap ik altijd.
Een lichaamsdeel hebben is blijkbaar niet hetzelfde als een lichaamsdeel ervaren. Ervaring biedt geen zekerheid dat wat ervaren wordt werkelijk bestaat, en het ontbreken van ervaring biedt geen zekerheid dat wat niet ervaren wordt niet bestaat.
De vraag is nu: hoe zou een wezen dat zijn eigen ervaringen niet kan vertrouwen en niet eens gegarandeerd alomtegenwoordig is in zichzelf, ooit de alomtegenwoordigheid van de of het al dan niet hypothetisch alomvattende kunnen verifiëren?
4. God als universeel bewustzijn
Volgens idealisten en solipsisten is de stoffelijke wereld – lichaam, habitat en al – een projectie van het bewustzijn en zo echt als een film. Alles is een illusie, geloven zij, alleen de illusie is echt. Het lichaam is een fantoomlichaam, de mens een fantoommens, de wereld een fantoomwereld.
Sommigen gaan nog een stapje verder. Zij menen dat wij geen verschijnsel zijn maar het ene, universele bewustzijn waarin de verschijnselen verschijnen, of het geheel van dat bewustzijn en de verschijnselen daarin.
Voor zover het universele bewustzijn alomtegenwoordig is, vervalt hier het argument dat de mens de alomtegenwoordigheid van God niet kan ervaren omdat hij zelf eindig is in tijd en plaats.
Helaas snijdt het dogma van het universele bewustzijn om een andere reden geen hout. Als alles inderdaad een illusie is, maakt ieder potentieel bewijs daarvan – redeneringen, openbaringen, ervaringen – deel uit van die illusie, evenals, en dat is de genadeslag, het dogma zelf.
In een ideële wereld kan een ervaring onmogelijk dienen als bewijs voor het werkelijk bestaan van dat wat ervaren wordt, of van het medium dat die ervaringen mogelijk zou maken. In zo’n wereld kan een ervaring alleen dienen als bewijs voor het bestaan van de ervaring zelf, en daar zit niemand op te wachten.
5. Een God met een gat
Dat de alomtegenwoordigheid van God niet bewezen kan worden door een tijdruimtelijk gebonden mens betekent natuurlijk niet dat een mens geen alomtegenwoordige God kan ervaren. Het is niet te geloven wat mensen allemaal ervaren, en wat ze niet ervaren bedenken ze wel, en wat ze bedacht hebben ervaren ze dan weer.
Dat iemand nooit en nergens God ervaart, bewijst ook niets over Zijn bestaan, aanwezigheid en ervaarbaarheid. Het kan best zijn dat God altijd overal is, maar voor jou niet ervaarbaar, omdat je niet wil, of omdat je iets mist, een godsantenne; of omdat God door jou niet ervaren wil worden en daarom niet op jouw frequentie uitzendt.
Het kan ook zijn dat God altijd overal is, behalve waar jij je bevindt op het moment dat jij je daar bevindt. Dan heeft Hij een dynamisch vierdimensionaal gat in Zijn statische bijna-alomtegenwoordigheid, een tijdruimtelijke uitsparing van een litertje of zestig, zeventig waar jij precies in past, als een prooi in een pantoffeldiertje.
Een van de dingen die mensen kunnen geloven maar niet ervaren, is dat God onervaarbaar is omdat Hij niet bestaat, of niet bestaat omdat hij onervaarbaar is. Dat geloof heet atheïsme en is voor zijn aanhangers een heilig huis, al heeft het geen kruis.