Zeg maar nee tegen je gedachten.
Neti (zeg ‘nee-tie’) is een samentrekking van de Sanskriet termen na (niet) en iti (zo). Na iti: niet zo. Letterlijk betekent neti neti dus niet zo niet zo.
Waarom het woord neti herhaald wordt is me niet duidelijk. In het Nederlands is ‘nee nee’ sterker dan gewoon ‘nee’, maar ‘ja ja’ betekent eerder ‘tja’ of ‘het zal wel’, dus uit zo’n herhaling valt weinig af te leiden.
Vertalers maken van neti neti ‘niet zus, niet zo’, of ‘niet dit, niet dat’. Als antwoord op een dualistische vraag, bijvoorbeeld of alles stof is of geest, betekent neti neti zoveel als, of eigenlijk zo weinig als, ‘noch het een noch het ander’, in dit geval ‘geen stof, geen geest’.
Neti neti is hier de enkelvoudige ontkenning van een tweevoudige werkelijkheid, of de ontkennende ontkenning, dat wil zeggen, de bevestiging, van een non-dualistische, misschien zelfs een non-non-dualistische werkelijkheid, ik kom erop terug.
In de religieuze praktijk komen we de term ‘neti neti’ tegen bij meditatie en zelfonderzoek, laten we daar eerst maar eens een kijkje nemen.
Bij netinetimeditatie (niet-niet-meditatie) fungeert de term ‘neti neti’ als een spreuk om je gedachten mee te bezweren. Iedere keer dat er een gedachte opduikt, denk je er gauw ‘neti neti’ achteraan, tot je geest helder is. Met uitzondering van de gedachte ‘neti neti’ zelf natuurlijk, anders blijf je erin.
In plaats van neti neti kan je ook neti neti neti denken, las ik, waarbij de eerste neti staat voor ‘ik ben niet deze gedachte’, de tweede voor ‘ik ben niet de gedachte die deze gedachte denkt’ en de derde voor ‘ik ben niet mijn denken’.
Persoonlijk heb ik nog nooit bij een gedachte gedacht dat ik die gedachte was. Ik heb nog nooit gedacht dat ik een gedachte was die gedachten denkt. Ik heb nog nooit gedacht dat ik mijn denken was. Netinetinetimeditatie (niet-niet-niet-meditatie) zou voor mij dus helemaal geen zin hebben, en ik heb toch al nooit zin in meditatie, nooit gehad ook, in ieder geval niet in meditatie volgens het boekje, dus dat komt goed uit.
Wel heb ik vaak bijgedachten gehad, gedachten over mijn gedachten, zoals ‘Wat ben ik toch een lul dat ik dit denk’ of ‘Wat ben ik toch een monster dat ik hiernaar verlang’ of ‘Wat ben ik toch slim dat ik dit kan denken’ of ‘Wat heb ik toch een interessante geest vergeleken met anderen’. Daaruit blijkt een neiging tot toe-eigening van de gedachten die in me opkomen, alsof ze van mij zijn, alsof ik het ben die ze wil, maakt of heeft, alsof ze iets over mij als denker zeggen – iets gunstigs, wat prettig is, of iets ongunstigs, wat vervelend is.
Man, wat heb ik mezelf door die bijgedachten superieur gevoeld, en inferieur! Zo ontstonden eigenliefde en zelfhaat, ook weer in de vorm van bijgedachten maar nu over mijn bijgedachten: bijbijgedachten. Die ik me ook weer toe-eigende enzovoort. Zou ik er dan niet bij gebaat zijn geweest om mijn gedachten of tenminste mijn bijgedachten stilletjes te observeren en er ‘neti neti’ tegen te zeggen, ‘neti neti neti’ of ‘tja’ desnoods?
Weet ik niet. Ik heb het nooit gedaan, behalve bij wijze van spreken. Ik doe het nog steeds niet. Ik heb mijn denkpatronen niet op eigen initiatief doorbroken door netinetimeditatie of welke meditatievorm ook; ik ben eruit gevallen toen het weten dat eraan ten grondslag lag onder zijn eigen gewicht instortte.
Overigens gaat het er bij de traditionele netinetimeditatie niet in de eerste plaats om je geest tot rust te brengen maar om je ware aard te realiseren. Wat is dat nu weer, Hans, je ware aard?
Het is maar net aan wie je het vraagt. Voor yogi’s is je ware aard Brahman, de alziel: het ene, het ongedifferentieerde, het onveranderlijke, het absolute, het alomvattende. Brahman is alles en alles is Brahman – niet zus en niet zo, neti neti. Een heldere geest is een geest die zich één weet met Brahman en niet laat verdelen door gedachten.
Is Brahman werkelijk mijn ware aard? Weet ik niet. Is iets anders mijn ware aard? Weet ik niet. Heb ik een ware aard? Weet ik niet. Is mijn geest helder? Nou en of. Hoe dat kan?
Als je werkelijk geen boodschap meer hebt aan je gedachten, met name die over de hoogste werkelijkheid, ondermijnt dat niet alleen je ontkenningsmeditatie maar het hele gedachtegoedje waarin je thuisgekomen dacht te zijn. Dan ben je volmaakt helder.
Maar als je de leegte niet verdraagt en je filosofie, je religie, je traditie daarom vrijstelt van ontkenning, blijf je al mediterende onderscheid maken tussen gedachten die je afwijst en gedachten die je omarmt. Dan ben je nog verder van huis.