Over de negatieve theologie van Pseudo-Dionysius, Meister Eckhart en Johannes van het Kruis.
1. Pseudo-Dionysius
Pseudo-Dionysius de Areopagiet is een christelijke theoloog en neoplatonist uit de vijfde eeuw die zich omwille van zijn geloofwaardigheid voordeed als Dionysius de Areopagiet, een Atheense rechter uit de eerste eeuw. Een katafatische leugen voor een goede zaak of een goede leugen voor een apofatische zaak, ik durf het niet te zeggen.
Dionysius van Athene werd op zijn beurt verward met Dionysius van Korinthe uit de tweede eeuw en Dionysius van Parijs uit de derde eeuw, historici werden er gek van en daar zijn ze gek op. Over Pseudo-Dionysius zelf is niets bekend, behalve zijn of haar werk, dat scheelt.
Een van de beroemdste voorbeelden van de via negativa is Pseudo-Dionysius’ traktaatje ‘Over Mystieke Theologie’. Dat is een ultrakorte verhandeling met ellenlange zinnen zonder komma’s, puntkomma’s of minuskels, want die gebruikten ze toen nog niet. Leestekens zijn pas later toegevoegd, door een reïncarnatie van Pseudo-Dionysius of door een van de ontelbare niet-Pseudo-Dionysii.
In de eerste alinea van hoofdstuk I probeert Pseudo-Dionysius zijn negatieve theologie nog te presenteren als een soort pseudo-katafatisch brouwsel:
‘O drieheid die meer dan zijndheid is en meer dan god en meer dan goed, […] die meer dan onkenbaar is en meer dan licht en het allerhoogst, waar de enkelvoudige en vrijgemaakte en onveranderlijke mysteriën van de theologie omhuld zijn door het duister dat meer dan licht is, van het mystiek verborgen zwijgen, en zij in het diepste duister het meest meer dan licht meer dan stralen en zij in het volmaakt onaanraakbare en onzichtbare met glans die meer dan schoonheid is meer dan vervullen de ogenloze geesten.’
‘Zo moet ik nu bidden’, voegt hij er aan het begin van de volgende alinea zelfbewust aan toe. Enkele pagina’s later, in hoofdstuk IV, is Pseudo-Dionysius al schaamteloos apofatisch:
‘En zo spreken we uit dat de oorzaak van alles, die boven alles is, niet zonder zijndheid is en niet levenloos en niet geestloos, en ook niet lichaam is; dat zij niet houding en niet vorm en niet kwaliteit of kwantiteit of massa heeft; en niet op een plaats is; en niet zichtbaar is, en niet zintuiglijke aanraking toestaat; en ook niet zintuiglijk waarneemt en niet zintuiglijk is; en ook niet ordeloosheid bezit en verwarring omdat ze verstoord wordt door de aandoeningen van het materiële; en dat zij niet onmachtig is omdat ze onderworpen is aan de wisselvalligheden van het zintuiglijke; en niet licht ontbeert; en zij ook niet verandering of vergaan of deling of beroving of vervloeiing en niet iets anders dat het zintuiglijke toekomt is of bezit.’*
* Alle citaten van Pseudo-Dionysius in dit boek komen uit ‘Over Mystieke Theologie / Pseudo-Dionysius de Areopagiet’, Schomakers 2002, pagina 15-21.
Zo’n negatieve beschrijving is weinig informatief en laat zich onbeperkt uitbreiden. Bijvoorbeeld door de miljoenen dier- en plantensoorten op te sommen die niet de oorzaak van alles zijn, of alle tien miljard tiencijferige telefoonnummers waarmee je die oorzaak niet kan bellen. Doordat Pseudo-Dionysius zijn tijd maar vier eeuwen vooruit was en geen twintig, beperkte hij zich tot het ontkennen van het toenmalige katafatische gedachtegoed.
We zullen Pseudo-Dionysius spoedig terugzien, in drie koekoeksteksten en twee correspondenties waarin ik op zoek ga naar het verschil tussen christelijke mystiek en agnostische mystiek – driemaal raden.
2. Meister Eckhart
Iemand die ook wel raad wist met ontkenningen was de neoplatoonse theoloog Meister Eckhart (Eckhart von Hochheim), die leefde van ongeveer 1260 tot 1328.
Meister Eckhart verving brutaalweg de katholieke Drie-eenheid door de Ene. Hij verving de goede God door de lege godheid, en noemde die de Afgrond van het Niets.
Als je Eckhart vroeg: ‘Maar hoe moet ik van hem houden?’ zei hij: ‘Gij zult van hem houden zoals hij een niet-god is, een niet-geest, een niet-persoon, een niet-beeld.’
In preek 23 spreekt Eckhart over ‘het verborgen duister van de eeuwige godheid, dat onbekend is en nooit bekend zal worden’. Zelfs het ene kan zich volgens Eckhart niet in zichzelf kennen.
In preek 42 stelt Eckhart dat God ‘boven elke kennis verheven’ is, en in preken 57 en 58 dat ‘ons hele heil in het niet-kennen, niet-weten’ ligt.
In preek 18 zegt Eckhart: ‘Je moet geheel loskomen van je eigenheid en versmelten in zijn eigenheid en het jouwe moet in zijn mijn één mijn worden, zo volledig dat je eeuwig overeenstemt met zijn ongeworden zijn en zijn ongenoemde niet-zijn.’
In preek 5a: ‘Indien je God op een goddelijke manier wilt kennen, dan moet je kennis een puur niet-kennen en een vergeten van je zelf en alle schepsels worden, en niets dat door de zintuigen ingebracht wordt kan dat bewerkstelligen.’
Kan het nog negatiever? Ja hoor.
3. Jan van het Kruis
Johannes van het Kruis is een Spaanse kerkleraar die leefde van 1542 tot 1591. Voorin dit boek vind je zijn apofatische gedicht ‘Alle weten overstijgend’ en mijn variatie daarop, ‘Boven alle weten uit’, geschreven vanuit een radicaal, atheologisch niet-weten.
In de Schets van de Berg Karmel schrijft Johannes:
‘Om te geraken tot het smaken van alles, heb smaak in niets. Om te geraken tot het weten van alles, wil niets weten. Om te geraken tot het bezit van alles, wil niets bezitten. Om te geraken tot alles zijn, wees niets.
Om te geraken tot wat ge nog niet smaakt, moet ge gaan langs de weg van het niet-smaken. Om te geraken tot wat ge nog niet weet, moet ge gaan langs de weg van het niet-weten. Om te geraken tot het bezit van wat ge nog niet hebt, moet ge gaan langs de weg van het niet-bezitten. Om te geraken tot wat ge nog niet zijt, moet ge gaan langs de weg van het niet-zijn.
Weg van de onvolmaakte geest: naar de hemel – dat niet; eer – dat niet; vreugde – dat niet; weten – dat niet; troost – dat niet; rust – dat niet. Hoe meer ik dit wilde hebben, des te minder hield ik in de hand.
Weg van de onvolmaakte geest: naar deze aarde – ook dat niet; bezitten – ook dat niet; vreugde – ook dat niet; weten – ook dat niet; troost – ook dat niet; rust – ook dat niet. Hoe meer ik dit wilde zoeken, des te minder hield ik in de hand.
Pad naar de berg Karmel van de volmaakte geest: niets, niets, niets, niets, niets, niets, en ook boven op de berg niets.’
Je ziet, Jan was he-le-maal van het kruis.