Een agnostische uitleg van de boeddhistische begrippen pratitya samutpada, prajnaparamita, anutpada, sunyata, svabhava-sunya, anatman, anitya, maya, indrajala en (bhu)tathata.
Het onverdraaglijke geheim van weteloosheid
Als je een boom wil verbergen zet je hem in een bos. Dat moet de insteek geweest zijn waarmee enthousiaste boeddhisten eeuwen na zijn overlijden onder de mottige vlag van Siddharta Gautama massaal aan de slag zijn gegaan. Missie: het onverdraaglijke geheim van weteloosheid voorgoed verbergen in een woud van teksten op een berg van begrippen.
Het kan lang duren voor je voldoende van hun pennenvruchten geproefd hebt om door te krijgen dat het allemaal zure appels zijn. Om dat proces te versnellen gaan we nu van tien van de grotere appels een klein hapje nemen.
Ik hoop met deze wormstekige proef aannemelijk te maken dat de kernbegrippen van het leegteboeddhisme allemaal ongeveer hetzelfde betekenen. In formulevorm:
Pratitya samutpada ≈ prajnaparamita ≈ anutpada ≈ sunyata ≈ svabhava-sunya ≈ anatman ≈ anitya ≈ maya ≈ indrajala ≈ tathata.
Ik hoop ook aannemelijk te maken dat die tien kernbegrippen eufemismen zijn voor niet-weten. Of omgekeerd, dat niet-weten een dysfemisme is voor de kernbegrippen van het leegteboeddhisme, het is maar net hoe je het bekijkt.
1. Pratitya samutpada
Het maakt niet uit met welk kernbegrip we beginnen, dus ik schrijf ze alle tien op een papiertje, gooi ze in mijn pet (kan ik iedereen aanraden), trek er eentje uit, en het is… (tromgeroffel, -petgeschal) pratitya samutpada.
Het begrip pratitya samutpada hebben we eerder in dit boek al leren kennen als wederzijds afhankelijk ontstaan, voorwaardelijk bestaan, interzijn, interpenetratie, pancausaliteit, acausaliteit, conditionalisme.
Pratitya (‘afhankelijk’) samutpada (‘oorsprong’) staat voor het idee dat alle dharma’s de speelbal zijn van alle andere dharma’s: dingen, mensen, dieren, gebeurtenissen, processen, woorden, beelden, gedachten en niet te vergeten het boeddhisme zelf met alles erop en eraan.
De wereld bestaat niet uit autonome en afgegrensde entiteiten met een eigen karakter, identiteit of werkzaamheid die ze voorspelbaar en beheersbaar maakt, dat denken we maar. Verschijnselen beïnvloeden elkaar onophoudelijk op onnavolgbare wijze. Zichtbaar en onzichtbaar doordringen ze elkaar.
Omdat alles zo verweven is, weet je niet waar het ene ding ophoudt en het andere begint, niet waar jij ophoudt en de ander begint, niet waar jij ophoudt en de wereld begint.
Je weet niet wat er op dit moment allemaal aan het gebeuren is, niet wat er in het verleden allemaal gebeurd is, niet wat er in de toekomst allemaal gebeuren zal, niet waar de ene gebeurtenis ophoudt en de andere begint, niet wat oorzaak is en wat gevolg.
Je weet niet wat het allemaal te betekenen heeft, als het al iets te betekenen heeft, los van de betekenis die we er zelf aan geven, of die ons opgedrongen wordt, of die ons als meme ongevraagd overneemt, want dat weet je ook al niet.
Weteloosheid is een direct gevolg van pratitya samutpada, aangenomen dat de wereld is wat de boeddhist ervan maakt en niet, bijvoorbeeld, wat de non-dualist ervan maakt – een illusie in universeel bewustzijn.
En niet, bijvoorbeeld, wat de solipsist ervan maakt – een droom in persoonlijk bewustzijn.
En niet wat Kant ervan maakt – een voorstelling in ons verstand van een onkenbaar Ding-an-sich.
Niet wat Leibniz ervan maakt – een batterij volmaakt gesynchroniseerde monaden.
Wie zich in de metafysica verdiept vindt vele alternatieven voor het boeddhistische pratitya samutpada. En geen enkele methode om vast te stellen welk alternatief het juiste is. Als het juiste er al bij zit. Als ‘juist’ al iets betekent in deze context.
Daarom noemen we metafysica metafysica in plaats van fysica. Daarom noemen we metafysica speculatief in plaats van wetenschappelijk.
Speculeren doe je als je niet weet hoe het zit. Dan maak je er zelf maar wat van. Metafysica is de vrucht van niet-weten.
2. Prajnaparamita
Ziezo, de kop is eraf, hopelijk groeit hij niet terug. Nu hoef ik alleen nog maar te laten zien dat andere kernbegrippen van het leegteboeddhisme variaties op pratitya samutpada zijn, en daarmee op niet-weten.
Het woord prajnaparamita is samengesteld uit prajna, wijsheid, en paramita, perfectie. Het is op vele manieren vertaald, zoals de perfectie van de wijsheid, de hoogste wijsheid, transcendente wijsheid, de wijsheid voorbij alle wijsheid, de wijsheid zonder wijsheid, de kennis zonder leraar, niet-wijsheid en niet-inzicht. Zelf vertaal ik het als de weidsheid voorbij alle wijsheid. Als in De Hartsoetra van de Weidsheid voorbij alle Wijsheid, en in De Diamantsoetra van de Weidsheid voorbij alle Wijsheid.
Gaan we op zoek naar de betekenis van prajnaparamita, dan vinden we verwijzingen.
Verwijzingen naar het idee dat dharma’s afhankelijk ontstaan, pratitya samutpada.
Verwijzingen naar het idee dat dharma’s niet ontstaan en niet vergaan, anutpada.
Verwijzingen naar het idee dat dharma’s leeg zijn, sunyata.
Verwijzingen naar het idee dat dharma’s geen essentie hebben, svabhava-sunya.
Verwijzingen naar het idee dat dharma’s zonder zelf zijn, anatman.
Verwijzingen naar het idee dat dharma’s vergankelijk zijn, anitya.
Verwijzingen naar het idee dat dharma’s illusoir zijn, maya.
Prajnaparamita ≈ pratitya samutpada ≈ anutpada ≈ sunyata ≈ svabhava-sunya ≈ anatman ≈ anitya ≈ maya ≈ niet-weten.
3. Anutpada
Anutpada is een samenstelling van an, niet en utpada, oorsprong.
Omdat alles afhankelijk van al het andere ontstaat, kan je van niets zeggen dat het op zichzelf bestaat, dus ook niet dat het ontstaat of vergaat.
Alle verschijnselen, zowel de wezens als de dingen, zijn geboorteloos en doodloos, zonder begin, midden of einde.
Anutpada ≈ pratitya samutpada ≈ niet-weten.
4. Sunyata
Sunya betekent leeg, sunyata betekent leegte.
In het boeddhisme staat sunyata voor het idee dat dingen geen eigen wezen, werkzaamheid of werkelijkheid hebben (svabhava-sunya) maar leeg zijn van een zelf (anatman) en volledig afhankelijk bestaan (pratitya samutpada).
Sunyata-sunyata is de toepassing van het begrip sunyata op zichzelf; de leegte is zelf leeg, bestaat zelf alleen voorwaardelijk, in relatie tot alle andere begrippen. Zoals ook het begrip afhankelijk ontstaan zelf alleen afhankelijk bestaat.
Sunyata ≈ pratitya samutpada ≈ svabhava-sunya ≈ anatman ≈ niet-weten.
5. Svabhava-sunya
Svabhava (zonder het achtervoegsel -sunya), is een typisch hindoeïstisch concept. Het betekent essentie, intrinsieke natuur.
In combinatie met sunya is svabhava een typisch boeddhistisch concept. Het betekent leeg van essentie, zonder intrinsieke natuur.
Svabhava-sunya ≈ sunyata ≈ pratitya samutpada ≈ niet-weten.
6. Anatman
Anatman is een samenstelling van an, niet en atman, zelf, ziel essentie.
Volgens het hindoeïsme heeft ieder menselijk wezen een atman, een ziel die, afhankelijk van wat je gelooft, op zichzelf staat, deel heeft aan de alziel Brahman of ermee samenvalt.
Volgens het boeddhisme is ieder mens, en bij uitbreiding ieder voelend wezen en ieder ding, zielloos, wezenloos, zonder essentie, afhankelijk van alle andere zijnden, niet uit zichzelf te begrijpen – anatman.
Anatman ≈ sunyata ≈ svabhava-sunya ≈ pratitya samutpada ≈ niet-weten.
7. Anitya
Anitya is een samenstelling van a, niet en nitya, permanent.
Anitya staat voor vergankelijkheid, veranderlijkheid, vluchtigheid, wisselvalligheid.
Lijden (dukkha), niet-zelf (anatman) en vergankelijkheid (anitya) worden samen de Drie Bestaanskarakteristieken genoemd.
Volgens het boeddhisme zijn alle verschijnselen vergankelijk. Wie zich hecht aan of identificeert met het vergankelijke, heeft niet goed begrepen dat alles vergaat, en zal daar nodeloos onder lijden.
Waarom vergaat alles? Omdat het afhankelijk bestaat. Afhankelijk van al het andere. Het veranderlijke bestaat afhankelijk van het veranderlijke. Van zichzelf zijn de dharma’s niets, leeg. Ze hebben geen ziel, karakter, wezen of eigenheid, dat denk je maar.
Doordat alles almaar verandert onder invloed van al het andere, weet je nooit waar je aan toe bent. Niet met jezelf. Niet met je ouders. Niet met je kinderen. Niet met je vrienden. Niet met je familie. Niet met kennissen. Niet met vreemden. Niet met dieren. Niet met planten. Niet met de dingen. Niet met de wereld. Je weet maar nooit, en zelfs dat weet je maar nooit.
Anitya ≈ pratitya samutpada ≈ sunyata ≈ svabhava-sunya ≈ niet-weten.
8. Maya
In de advaita vedanta staat het begrip maya voor de gedachte dat verschijnselen ideëel zijn, illusoir: manifest bewustzijn in een oceaan van latent bewustzijn.
In het boeddhisme verwijst maya naar de gedachte dat verschijnselen weliswaar echt bestaan, alleen niet op zichzelf maar in volledige wederzijdse afhankelijkheid en wederkerigheid, als functie van alle andere verschijnselen.
Dat geldt ook voor de boeddhistische leer, voor het boeddhaschap, voor de boeddhanatuur, voor nirwana. Alles leeg, niets eigens.
Maya ≈ pratitya samutpada ≈ sunyata ≈ svabhava-sunya ≈ niet-weten.
9. Indrajala
Indrajala, Indra’s net, is een eindeloos weefsel met parels op de knooppunten die elkaar eindeloos weerspiegelen.
In het boeddhisme fungeert Indra’s net als metafoor voor de wederzijdse onderlinge verbondenheid van alle verschijnselen.
Indrajala ≈ pratitya samutpada ≈ niet-weten.
10. Tathata
Tathata ten slotte, een woord dat bij mij op de lachspieren werkt, wordt in het Nederlands gewoonlijk vertaald als zoheid, een woord dat bij mij op de lachspieren werkt.
De zoheid van de dingen, dat klinkt als een tathalogie, maar wat het nou betekent? Ja, hoe de dingen zijn, maar hoe zijn ze dan?
Dat moet je nu onderhand wel weten. Voor de boeddhist zijn de dingen zoals ze volgens het boeddhisme zijn: vergankelijk, leeg, zonder zelf, zonder essentie, ongeboren en doodloos, illusoir, afhankelijk ontstaan enzovoort.
Tathata ≈ anitya ≈ anatman ≈ sunyata ≈ svabhava-sunya ≈ pratitya samutpada ≈ niet-weten.
In de Diamantsoetra verwijst de protagonist, de Boeddha, naar zichzelf als de Tathagata, wat gewoonlijk vertaald wordt als ‘hij die zo gekomen is’, ‘hij die zo gegaan is’, ‘hij die zo is’ of ‘hij die de zoheid gezien heeft’.
Zelf vertaal ik Tathagata altijd als hij die de zotheid gezien heeft, en tathata als de zotheid van de dingen.
Niet-weten ≈ zoheid ≈ zotheid.
Niet-weten als passe-partout
Dit waren ze, tien kernbegrippen uit het leegteboeddhisme. Ken je er één dan ken je ze allemaal.
Met niet-weten als passe-partout ontsluit je in een handomdraai ieder woord.
Aldus heb ik gehoord: er is geen poort – zelfs geen poortloze.