Een storm in een glas water.
‘Begrijp ik het goed dat jij duisternis een betere metafoor vindt voor de wijsheid zonder wijsheid dan licht, Hans?’
‘Wijsheid zonder wijsheid is een metafoor.’
‘Dat daargelaten.’
‘Tegen mensen die vol zijn van het licht spreek ik over duisternis. Tegen mensen die vol zijn van de duisternis spreek ik over licht.’
‘Maar het liefst spreek je over niet-weten.’
‘Tegen mensen die vol zijn van weten spreek ik over niet-weten. Tegen mensen die vol zijn van niet-weten spreek ik over weten.’
‘Waarvoor is de wijsheid zonder wijsheid volgens jou een metafoor?’
‘Vraag maar aan een wijze zonder wijsheid.’
‘Voor jou, bedoel ik.’
‘Voor een kip zonder kop.’
‘Voor non-dualiteit, zou ik zeggen.’
‘Tegen mensen die vol zijn van dualiteit spreek ik over non-dualiteit. Tegen mensen die vol zijn van non-dualiteit spreek ik over dualiteit.’
‘En tegen mensen die nergens vol of leeg van zijn?’
‘Over het weer.’