Hoe beter je kijkt, hoe minder je ziet.
Verlichting wordt weleens omschreven als de kennis zonder leraar, je innerlijke goeroe, een weten zonder woorden, de wijsheid voorbij alle wijsheid en zo. Jammer voor mij, ik kan daar niet bij.
Voor mij is verlichting een radicaal niet-weten dat iedere gedachte, iedere vorm van kennis en wijsheid, werelds en hemels, intuïtief en discursief, vergankelijk en onvergankelijk, bevestigend en ontkennend, in twijfel trekt. Telkens weer, keer op keer. Een frisse geest met een frisse kijk. Grossier in gezichtspunten.
Raar natuurlijk om dat verlichting te noemen. Alsof er iets helder is geworden dat vroeger in duisternis was gehuld. Terwijl alles duister is geworden dat vroeger helder leek, en alles wat vroeger duister leek nog duisterder is geworden.
Nu kan ik mezelf moeilijk verduisterd gaan noemen, dan ziet niemand me meer staan. Dan ziet niemand me meer zitten. Dan struikelen de mensen over me. Dan vallen ze over me heen.
Welke gesteldheid van het lumen zou de onbepaaldheid van een onbegrensd niet-weten beter kunnen symboliseren? Een whiteout? Een regenboog? Een aura? Een halo? Verstrooiing? Schemering? Aha, ik weet het al.
Nieuwe maan.