Over de boom van de kennis en de cipres in de tuin.
Beste Hans,
Denk jij soms dat je verlicht bent?
Beste Ron,
Nee hoor, ik denk niet dat ik verlicht ben. Ik denk ook niet dat ik onverlicht ben. Denk jij dat ik verlicht of onverlicht ben? Denk je dat je zelf verlicht of onverlicht bent?
Ron: Wat is verlichting volgens jou?
Hans: Volgens mij is verlichting zo’n woord dat mensen zoals jij ertoe verleidt zich dag en nacht bezig te houden met de vraag of het nu wel of niet van toepassing is op henzelf en op anderen. Schat ik dat goed in?
Ron: Wie dat doet is niet verlicht, wou je zeggen.
Hans: En wie dát zegt?
Ron: Verlichting is niet jouw woord?
Hans: Woorden zijn niet mijn ding, maar ik mag er graag mee spelen. Zijn woorden jouw ding? Zijn woorden voor jou dingen? Zijn dingen jouw houvast? Waar speel jij graag mee?
Ron: Is niet-weten verlichting?
Hans: Weet jij het?
Ron: Jij laat je niets in de mond leggen.
Hans: Dit ook niet. Jij?
Ron: Hoe ben je tot niet-weten gekomen?
Hans: Al sla je me dood. Van een navolgbaar pad was geen sprake, of ik zie het nog niet. Eerder van een brownse beweging. Een oneindige serie onbedoelde botsingen, boem, au, boem, au, boem, die me steeds uit koers brachten. Tot ik voorgoed de weg kwijt was.
Ron: Niet-weten is tot jou gekomen.
Hans: Dat is een personificatie, of zelfs een dubbele. Geloof jij dat niet-weten een wezen is?
Ron: Ben jij jaloers op jezelf?
Hans: Dat niet, maar ik hoef nooit meer terug naar mijn oude ik – de ziel die probeerde te geloven wat hij dacht en eronder leed. Zou jij met mij willen ruilen?
Ron: Zie jij jezelf als verlosser?
Hans: Ik denk niet dat mensen gevangen zitten en ik denk niet dat ze door mij bevrijd moeten of kunnen worden, of ik door hen. Ik denk ook niet van niet.
Denk jij mij ergens van te moeten verlossen? Is het jouw roeping om mensen te ontmaskeren?
Ron: Zie jij jezelf als een hoeder van de Waarheid?
Hans: Welke Waarheid?
Ron: De Waarheid van niet-weten natuurlijk.
Hans: Niet-weten is geen Waarheid. Als er een Waarheid is weet ik het niet. Jij?
Ron: Zie jij jezelf als een missionaris van niet-weten?
Hans: Een lege missie heeft geen missionaris nodig, een lege missionaris geen missie. Wat is jouw missie?
Ron: Kijk jij neer op de wetende medemens?
Hans: Ik sla mezelf niet hoger aan dan anderen of omgekeerd, wat ze ook weten of menen te weten of menen niet te weten of niet weten. Jij?
Ron: Als jij je dwaalteksten niet gebruikt om jezelf verlicht te verklaren en ook niet om anderen te verlossen of de waarheid te verspreiden, waar zijn ze dan goed voor?
Hans: Zijn ze dan ergens goed voor?
Ron: Bedoel je dat ze nergens goed voor zijn?
Hans: Ik wil getuigen, niet overtuigen. Waar dat goed voor is bepalen mensen die weten wat goed is. Ben jij zo iemand?
Ron: Ik probeer erachter te komen wat jou drijft.
Hans: Ik schrijf wat ik graag bij anderen had gelezen toen ik net uit de boom van de kennis was gevallen. Waarom lees jij mij?
Ron: Ken jij de Poortloze Poort?
Hans: Nooit van gehoord.
Ron: ‘Waarom kwam Bodhidharma naar China?’ ‘De cipres in de tuin.’
Hans: Bodhidharma is dood en bomen hebben nergens een boodschap aan. Waarom kom jij naar mij?
Ron: Zou je toen je net uit de boom van de kennis was gevallen graag je eigen dwaalteksten hebben gelezen?
Hans: Ik zou ze graag hebben geschreven.
Ron: Is er verder nog iets wat je wil zeggen?
Hans: Jawel. Waarom negeer je al mijn vragen?