Fatalisme is de neiging alles aan het lot over te laten in de overtuiging dat het leven van begin tot eind vastligt. Voor de fatalist is de vrije wil een illusie.
Epistemologisch gezien is het fatalisme verwant met het determinisme en het stoïcisme. De fatalistische houding is ook kenmerkend voor orthodoxe varianten van monotheïstische godsdiensten en voor spirituele tradities die de persoon als een illusie zien.
Het tegenovergestelde van fatalisme is activisme, de overtuiging dat we zelf ons lot bepalen en in actie kunnen en moeten komen om het leven naar onze hand te zetten.
Midden tussen de polen van fatalisme en activisme en ver daarbuiten vinden we de agnost.
De agnost gelooft niet dat alles van te voren vastligt in de onverbiddelijke bewegingen van de kleinste deeltjes, niet dat alles is voorbestemd door een hogere intelligentie of een oppermachtige god, niet dat de persoon en de vrije wil een illusie zijn.
Hij gelooft niet dat we ons lot geheel of mede zelf bepalen, niet dat de persoon en de vrije wil reëel zijn, niet dat een hogere intelligentie of een oppermachtige god ons doelbewust de nodige armslag geeft.
Hij gelooft niet dat we dit soort zaken nu al met zekerheid kunnen vaststellen, niet dat we het ooit zullen weten, niet dat we het nooit zullen weten.
Zelfs in niet-weten gelooft hij niet, al was het maar omdat niet-weten geen geloof is.
Niet-weten is niet weten wat je moet geloven en daar vrede mee hebben. Je erbij neerleggen – maar dan ook helemaal. Dus ook bij je fatalisme. Ook bij je activisme. Ook bij je weten. Ook bij je niet-weten. Of klinkt dat weer fatalistisch?
Mij een zorg, het is hier fantastisch.