‘Ben jij veranderd door niet-weten, Hans?’
‘Ik ben er niet door veranderd, niet-weten is de verandering.’
‘Wat houdt die verandering in?’
‘Eerst was ik een hele pief. Nu sta ik aldoor paf.’
‘Wat als je aldoor paf staat?’
‘Dan gaan je gedachten in rook op.’
‘Poef.’
‘Deze ook.’
‘Hè?’
‘Wat?’
‘Ja, gaan je gedachten nou in rook op of niet?’
‘Poef.’
‘Maar eerst was je een hele pief en nu sta je aldoor paf?’
‘Poef.’
‘Dus je bent er niet door veranderd, niet-weten is de verandering?’
‘Poef.’