‘God spreekt in de mislukking van het denken.’
‘Wie zegt dat?’
‘Ik.’
‘Het komt me anders bekend voor.’
‘Ik beken, het is een citaat van Immanuel Kant.’
‘Wat kan hij daarmee bedoeld hebben?’
‘Dat Gods schepping net als God zelf complexer is dan een mensenverstand kan bevatten.’
‘Zou hij zijn eigen denken als mislukt hebben beschouwd?’
‘Daar lijkt het op.’
‘Wanneer zeg je dat je denken mislukt is?’
‘Wanneer het niets heeft opgeleverd, denk ik.’
‘Ben jij het eens met Kant?’
‘Anders zou ik hem niet citeren.’
‘Hoe weet je dat Gods schepping en God zelf complexer zijn dan een mensenverstand kan bevatten?’
‘Dat dacht ik.’
‘Maar weet je het ook?’
‘Ik denk het niet.’
‘Hoe weet je dat het de complexiteit van Gods schepping en God zelf is waardoor een mensenverstand het niet kan bevatten?’
‘Dat dacht ik.’
‘Maar weet je het ook?’
‘Ik denk het niet.’
‘Hoe weet je dat een mensenverstand het in de toekomst niet alsnog zal bevatten?’
‘Dat dacht ik.’
‘Maar weet je het ook?’
‘Ik denk het niet.’
‘Hoe weet je dat dit hier Gods schepping is?’
‘Dat dacht ik.’
‘Maar weet je het ook?’
‘Ik denk het niet.’
‘Bestaat God eigenlijk wel?’
‘Dat dacht ik.’
‘Maar weet je het ook?’
‘Ik denk het niet.’
‘En zelfs als Hij bestaat, hoe weet je dan dat Hij de schepper is?’
‘Dat dacht ik.’
‘Maar weet je het ook?’
‘Ik denk het niet.’
‘Hoe weet je eigenlijk dat dit hier geschapen is?’
‘Dat dacht ik.’
‘Maar weet je het ook?’
‘Ik denk het niet.’
‘Wat weet je eigenlijk wel?’
‘Heel wat minder dan ik dacht.’
‘Net als Kant.’
‘Ik denk het ook.’
‘Is dit wat je bedoelde met “God spreekt in de mislukking van het denken”?’
‘Ik ben bang van wel.’
‘Zeg dat dan meteen.’