Beste Hans,
Twijfel jij weleens aan niet-weten?
Beste Felix,
Twijfelen aan niet-weten? Ik zou niet weten hoe. Mijn leer is immers leeg. Daarom noem ik hem de lege leer. Onzin natuurlijk, een lege leer, maar ja, je moet toch wat zeggen, hè. Leer of niet, leeg is leeg. Leg mij maar eens uit aan welk deel van de lege leer ik zou moeten twijfelen.
Felix: Heb jij weleens existentiële twijfels?
Hans: Nee, die existeren niet meer. Jij?
Felix: Ik wel ja. Onophoudelijk. Als het te erg wordt, ga ik door de duinen zwerven. Ik of niet-ik? Zijn of niet-zijn? Eén of twee? Vorm of leegte? Alles of niets? God of mens? Boeddha of dada? Werkelijkheid of illusie? Maar vooral: weten of niet-weten?
Is het leven eigenlijk wel een mysterie? Is er dan helemaal niets te doen of te zeggen? Mag ik er echt geen meningen op na houden? Kan een mens wel leven zonder oordelen? Soms weet ik het niet meer met dat niet-weten. Wat ik weleens wil weten: hoe is het om niet te twijfelen?
Hans: Wie niet twijfelt, zoals ik, is absoluut zeker. Absoluut zeker van absoluut niets. Daar maal ik niet om want malen kan je alleen om iets.
Twijfelen is menselijk en mensen kunnen overal aan twijfelen. Aan hun bestaan, aan hun identiteit, aan hun lichaam, aan hun geslacht, aan hun medemens, aan God, aan de realiteit, aan de zin van het leven – je kan het zo gek niet bedenken.
Zelf was ik ook zo hoor, bijna een halve eeuw lang: Hans van Dam, aartstwijfelaar. Ik dacht oprecht dat ik een onderzoekende geest had maar intussen geloofde ik van alles en nog wat zonder het te onderzoeken, bijvoorbeeld dat ik een onderzoekende geest had.
Twijfel duidt op een tekort aan kennis, zou je denken, maar het duidt op een teveel aan kennis, zeg ik achteraf. Vandaar dat het averechts werkt om nog meer te leren dan je al weet, om nog harder te denken dan je al deed. Geloof je dat?
Aan de schimmel ken je de kaas, twijfel is de zwam van je geloof. ‘Geloof’ in de ruimste zin van het woord: in denkbeelden, zelfbeelden, mensbeelden, godsbeelden, boeddhabeelden, wereldbeelden, ideaalbeelden, schrikbeelden en andere spookbeelden.
Weterij brengt onvermijdelijk vragen voort die NU beantwoord moeten worden. Dilemma’s die NU opgelost moeten worden. Keuzes die NU gemaakt moeten worden. Idealen die NU gerealiseerd moeten worden. Kreukels die NU gladgestreken moeten worden. Cognitieve dissonantie noemen psychologen dat: stress door ambivalente of tegenstrijdige gedachten.
Zonder geloof valt dat allemaal weg. In de bovenkamer ben ik nu de meest opgeruimde mens die ik ken, geloof het of niet.
Felix: En in de hartkamer?
Hans: O, die zit nog steeds vol gevoel. Blijdschap, verdriet, geluk, pijn, honger, liefde, lust, angst, ergernis, verveling, ontroering – alles erop en eraan.
Felix: Twijfel jij dan helemaal nergens over?
Hans: Alleen over praktische kwesties. Thuisblijven of uitgaan? Regenjas of vest? Te fiets of te voet? Kopen of huren? Elektra of hout? Pijn stillen of pijn lijden? Naar de dokter of afwachten? Maar daar ga ik niet onder gebukt. Dingen worden op hun eigen tijd duidelijk en anders maar niet. Ik zoek het uit of zie het aan, ik wacht het af of laat het gaan.
Felix: Geen twijfel over levensbeschouwelijke, spirituele of morele kwesties? Over de zin van het leven, wie je bent, wat de mens is, goed en kwaad, het einde van het lijden, de weg naar geluk, verlichting, realisatie, ontwaken?
Hans: Afgelopen uit. Ik ben trouwens ook niet van mening, zoals jij, dat je niets kan weten of dat het leven een mysterie is of dat er niets te doen of te zeggen valt of dat je er geen meningen op na mag houden of keuzeloos gewaar moet zijn of wat dan ook. Dat behoort allemaal nog tot het weten.
Felix: Wat is volgens jou het bestaan?
Hans: Een been in een liaan. Een langgerekt vergaan. Oneindig misverstaan.
Felix: En niet-weten?
Hans: Het ijlen van een waan. Het lachen van een traan. Het oog in de orkaan.
Felix: Een vinger naar de maan.
Hans: Zo krom als een banaan.