Radicaal niet-weten is geen absolutisme en geen relativisme maar een praktijk van relativeren zonder het relativeren te verabsoluteren. Een praktijk van praktiseren zonder prakkiseren, van doen zonder doen, van maar wat doen want je moet toch wat.
In een radicaal niet-weten kan er van een exoterisch of esoterisch taoïsme geen sprake zijn. Niet omdat daar iets op tegen is maar omdat exoterie en esoterie beide tot het weten behoren.
Zoals we hebben gezien neemt het antieke taoïsme zichzelf graag op de korrel, hier en daar, af en toe. Wat krijg je als je die lijn doortrekt? Wat krijg je als je het taoïsme volledig ontdoet van weterij?
Dan krijg je taoïsme zonder Tao. Zonder Te. Zonder innerlijke kracht. Zonder weg. Zonder ascese. Zonder rituelen. Zonder kosmologie. Zonder goden of halfgoden. Zonder heiligen of zielen. Zonder onsterfelijkheid.
Dan krijg je taoïsme zonder filosofie. Zonder anarchisme. Zonder legalisme. Zonder scepticisme. Zonder dogmatisme. Zonder conformisme. Zonder non-conformisme. Zonder nihilisme. Zonder cynisme. Zonder fatalisme. Zonder activisme. Zonder hedonisme. Zonder scholen, schoolsheid of schoolmeesters.
Als je het taoïsme ontdoet van alle weterij krijg je taoïsme zonder taoïsme. Taoïsme zonder taoïsme is een ander woord voor de lege leer.
Iedere andere, inhoudelijke vorm van taoïsme is gewoon een van de tienduizend dingen. De tienduizend dingen zijn allemaal even onbestendig, net zo vergankelijk als jij en ik. Volgens het laatste hoofdstuk van de Zhuangzi bieden ze daarom geen houvast:
Chaotisch! Zonder vorm! Transformaties, nooit bestendig. Zijn we dood? Zijn we levend? Zijn we evenredig met de hemel en de aarde? Trekken wij samen op met de goden? Hoe duister! Waar zijn we? Hoe onduidelijk! Waar gaan we naartoe? De tienduizend dingen omringen ons totaal. Geen enkel voldoet als toeverlaat.
Niet-weten is geen toeverlaat maar leven zonder toeverlaat. Tja zeggen tegen het leven en tja zeggen tegen je tja, net als Meester Tja in het verhaal de boer die zijn paard verloor waarmee het Witboek taoïsme begint. Leren leven met het idee dat het leven niet te leren is en geen idee:
De tienduizend dingen – ze leven, maar niemand ziet hun oorsprong; ze komen te voorschijn, maar niemand ziet waarvandaan. Alle mensen hechten waarde aan wat hun verstand kan bevatten, en niemand heeft de kennis die berust op wat het verstand niet kan bevatten, en die we wel de grote onzekerheid mogen noemen! Genoeg! Genoeg! In feite kun je daar niet aan ontsnappen, en komt het erop neer te zeggen: ‘Zo is het! – Is het zo?’ (Zhuangzi hoofdstuk 25, VIII)
Uiteindelijk doe je er het zwijgen toe, al is het maar met woorden:
De taoïsten van vroeger kwamen zo ver dat ze niets meer bevestigden en niets meer ontkenden, en dat was genoeg. Ze waren zo verstild: wat valt er nog over te zeggen? (Zhuangzi hoofdstuk 33)
Wat mij betreft niets.