De Man Gods is dronken zonder wijn.
Hij is verzadigd zonder voedsel.
De Man Gods is verrukt, verbaasd.
Hij kent voedsel noch slaap.
De Man Gods is een koning onder een nederige mantel.
Hij is een schat in een bouwval.
De Man Gods is niet van wind en aarde.
Hij is niet van vuur en water.
De Man Gods is een zee zonder kust.
Hij regent parels zonder wolk.
De Man Gods heeft honderd manen en hemelen.
Hij heeft honderdvoudig zonneschijn.
De Man Gods is wijs door de Waarheid.
Hij is geen geleerde uit een boek.
De Man Gods gaat zowel geloof als ongeloof te boven.
Wat bestaat er voor ‘zonde’ of ‘verdienste’ voor de Man Gods?
Rumi
Hans: Ik hou van paradoxen, maar Grote Woorden kunnen me gestolen worden.
Ayah: Vooral die Man Gods zeker?
Hans: God heeft zich bij mijn weten niet aan mij geopenbaard. In geen enkele hoedanigheid. Niet als mijzelf, niet als het totaal andere, niet als het alomvattende ene en ook niet op andere wijze.
Ayah: Aan mij ook niet.
Hans: Tenzij ik hem niet als zodanig herkend heb.
Ayah: Dan heeft hij zich aan ons geopenbaard als niet-god.
Hans: Maar hoe weet je dan dat het God is?
Ayah: Doordat het zo voelt?
Hans: Wat als het niet zo voelt?
Ayah: Dan wordt het moeilijk.
Hans: Wat als het soms wel zo voelt en soms niet – op welk gevoel moet je dan afgaan?
Ayah: Tja.
Hans: Wat als het wel zo voelt maar niet zo is?
Ayah: Met gevoelens weet je het maar nooit.
Hans: Wat als het niet zo voelt maar wel zo is?
Ayah: Dat kan ook nog.
Hans: Als mijn verstand mij in de steek laat en ook mijn gevoel geen enkele zekerheid biedt, hoe kan ik mezelf dan ooit een Man Gods noemen?
Ayah: Of zelfs maar géén Man Gods.
Hans: Of zelfs maar een man.
Ayah: ‘Wijs door de Waarheid’ dan?
Hans: Een sigaar uit eigen doos.
Ayah: Of toch maar weer een dwaas?
Hans: Altijd die tegenstellingen.
Ayah: Doe dan maar iets ertussenin.
Hans:
De dwijze is dronken zonder wijn.
Hij is leeg zonder honger.
De dwijze is verrukt en verbaasd.
Hij is verrückt en verdwaasd.
De dwijze is een koning zonder rijk.
Hij is een rijk in een ruïne.
De dwijze is van wind en van water.
Hij is niet van gisteren of vandaag.
De dwijze is een zee zonder kust.
Hij is een wolk zonder weten.
De dwijze is geen licht of duister.
Hij staat in zijn eigen schaduw.
De dwijze is wijs zonder waarheid.
Hij is dwaas zonder gekheid.
De dwijze heeft geen verdienste.
Zijn zonden werpen geen steen.
De dwijze ziet tienduizend werelden.
Geen wereld ziet hem zitten.