Geïnspireerd door hoofdstuk 49 van de Daodejing
Meester Tja zegt:
De geringste onder de magistraten doet niet voor hem onder en de grootste onder hen overtreft hem niet.
De honderd geslachten richten naar zijn hart hun oor, maar horen het niet kloppen.
Ze richten tot zijn verstand hun vragen, maar zien het niet werken.
Hij delft het onderspit waar hij zegeviert en slaagt in zijn falen.
Verdienste kent hij niet, noch rekent hij zich arm.
Wie is hij?