Geïnspireerd door hoofdstuk 15 van de Daodejing
Meester Tja zegt:
De dwijze is dwaas noch wijs. Hij weet en weet niet. Hij is zo licht en tastbaar als zijn nee en zijn ja, zo duister en ongrijpbaar als zijn eeuwige Tja. Zijn diepte is ondiepte, zijn oppervlakkigheid bodemloos.
Daar niemand gekend kan worden, zelfs niet als onkenbaar, zal ik een denkbeeld geven.
De dwijze is behoedzaam als wie zijn vrienden vreest en zijn vijanden vertrouwt. Ingetogen als een gast en opgetogen als een kind. Wijkend en kruiend als smeltend ijs. Massief als een berg en leeg als een vallei. Troebel als modder en helder als smeltwater.
Wie is het die zijn helderheid behoudt zonder de troebelen te klaren? Wie is het die rust neemt in beweging en beweging in rust?
De dwijze: vol en leeg, rijk en berooid, in en uit de tijd, is hij volkomen onvolkomen.