Monnik: Eerst waren bergen bergen en rivieren rivieren. Toen waren bergen geen bergen meer en rivieren geen rivieren. Nu zijn bergen weer bergen en rivieren weer rivieren.*
Meester: Hoe bedenk je het.
Monnik: Ik heb het niet zelf bedacht.
Meester: Als ik het niet dacht.
Monnik: Ik zie het zo. Eerst was het subject het subject en het object het object. Toen was het subject het object en het object het subject. Nu is het subject het subject én het object, en het object is het object én het subject.
Meester: Ik dacht het gisteren nog.
Monnik: Laat ik het dan zo zeggen. Eerst was binnen binnen en buiten buiten. Toen was binnen buiten en buiten binnen. Nu is binnen binnen én buiten, en buiten is buiten én binnen.
Meester: En waar is deze gedachte?
Monnik: Wat dacht u hiervan? Eerst was vorm vorm en leegte leegte. Toen was vorm leegte en leegte vorm. Nu is vorm vorm én leegte, en leegte is leegte én vorm.
Meester: Krijg het aan je hartsoetra.
Monnik: Eerst was alles verschil. Toen was alles eenheid. Nu is eenheid eenheid in verschil, en verschil verschil in eenheid.
Meester: Je kunt me nog meer vertellen.
Monnik: Wat zou u zeggen?
Meester: Eerst waren gedachten werkelijkheden, toen waren werkelijkheden gedachten.
Monnik: En nu?
Meester: In jouw geval of in het mijne?
Monnik: In het mijne.
Meester: Zijn gedachten waarheden.
Monnik: En in uw geval?
Meester: Zijn gedachten gedachten.
Monnik: Eerst waren gedachten werkelijkheden, toen waren werkelijkheden gedachten en nu zijn gedachten gedachten?
Meester: Hoe bedenk je het.
Monnik: En die waarheden dan?
Meester: Je bedenkt het maar.
* Deze uitspraak wordt toegeschreven aan Qingyuan Weixin (Ch’ing-yüan Wei-hsin; Seigen Ishin; 9e eeuw):
‘Before a man studies Zen, to him mountains are mountains and waters are waters; after he gets an insight into the truth of Zen through the instruction of a good master, mountains to him are not mountains and waters are not waters; but after this when he really attains to the abode of rest, mountains are once more mountains and waters are waters.’
(D. T. Suzuki, Essays in Zen Buddhism, First Series, 1926, pagina 24)