Gisteravond, kijkend naar de documentaire over woede, een van de drie boeddhistische vergiften, besefte ik- de grond verdween onder mijn voeten, dat woede, haat, voor mij een naam, een gezicht had gekregen. De naam van de achttienjarige Finse Pekka-Eric Auvinen. Acht jaar geleden schoot de jonge man in zijn school acht mensen dood. Ik kon me dat nog wel herinneren, die gebeurtenis, maar de naam van de schutter was me ontschoten. Als ik die al ooit had kunnen reproduceren.
Door de indrukwekkende documentaire Pekka van Alexander Oey zal ik zijn naam nooit meer vergeten. Haat = Pekka en Pekka = haat, een muur met graffiti in een doodlopende straat: Pekka. Ik kom er elke dag langs. Op een familiefoto kijkt de kleine Pekka mij aan, hij is een jaar of twaalf. Een vriendelijk ventje. Een stem in mij: Was het haat wat Pekka dreef? Het kwaad, ja. Is haat niet verschroeiend, de daden van Pekka kil. Het was zijn nu, maar ik kan het niet accepteren.
Na anderhalf uur opgebouwde verbijstering bleef er voor mij maar één vraag over: Zou Pekka in staat geweest zijn om niet te haten, die vreselijke ervaringen, de vijandige schoolse omgeving, het isolement waarin hij belandde, de ogenschijnlijk bloedeloze kilheid van het gezin waarin hij opgroeide, te transformeren in liefde en compassie, zoals wij, volgelingen van de Boeddha elkaar dagelijks voorhouden. Pekka kocht een semiautomatisch pistool en schoot. Dat was zijn antwoord.
De documentaire van anderhalf uur sleepte mij de wereld van Pekka binnen. Het was een registratie waaruit ook de liefde en betrokkenheid van de filmmaker sprak. De beelden waren stil, politiefoto’s lieten zien wat er was gebeurd. Foto’s van zijn kamer in de ouderlijke woning. Geen voice overs, geen opjuttende muziek. Wel verbijsterde mensen, die probeerden een beeld te schetsen van de jonge Fin. Zijn ouders, de vader die alleen maar kon denken aan zijn zoon, de slachtoffers kon hij niet toelaten, de moeder die zich afvroeg waarom Pekka niet alleen zichzelf van het leven had beroofd, de wapenhandelaren die de toorn van Finland over zich kregen tot op een dag de vader van Pekka hen vertelde dat hij ze niks kwalijk nam, de zogenaamde vrienden van Pekka die in tv-shows figureerden, de leraar die het er levend vanaf wilde brengen omdat hij net een hypotheek van tweehonderdduizend euro had afgesloten.
Beelden van een weg, een asfaltweg, leeg. De weg die Pekka ging.
Vanavond zendt de boeddhistische televisie de documentaire Schuldenaars uit, daarin wordt het vergift hebzucht belicht. Iedere week worden door de Rotterdamse rechtbank veel mensen failliet verklaard. Persoonlijk, of met hun bedrijf. Mensen die dit overkomt komen in een heel andere wereld terecht: opeens hebben ze niets meer en hebben ze voor elke beslissing en uitgave de toestemming van een curator nodig. Veel mensen schamen zich. Al konden ze er niets aan doen en kan het haast iedereen overkomen, de buitenwereld kijkt daar toch anders tegenaan. Schuldenaars volgt een aantal mensen die failliet
gaan en laat zien hoe deze wending hun kijk op het leven en zelfbeeld verandert.
Marja zegt
Mooi Joop, dank voor dit verslag. Ik heb de documentaire ook net gezien. Aangrijpend. En gek genoeg kon ik me de woede van die jongen zo goed voorstellen. Tja. Ben er van onder de indruk.
Helen zegt
Ja, ik was ook zeer onder de indruk. Wat me opviel was dat niemand zich verantwoordelijk voelde (behalve misschien de moeder en internet ‘vriendin’ die zich schuldig voelden. Ik kan me zo goed voorstellen dat de teksten die langs kwamen hem aanspraken. Wat een leven in zo’n kleingeestig, zelfgenoegzaam school omgeving. Dat je als anders wordt gezien en buitengesloten omdat je muziek maakt (vader) of omdat je geen nikes draagt.
Wat ik ook heel interessant vond was de internet ‘liefde’ die ontstond. Dat ze echt het idee had dat hier sprake was van liefde. In wat voor vervreemde realiteit leven mensen dan? Veel stof tot nadenken.
Robert Keurntjes zegt
Ik heb de documentaire nog niet helemaal gezien. De aflevering loopt nog terwijl ik dit schrijf. Het roept vragen op. Waarom nemen ze zo’n groots voorbeeld om woede te verbeelden? Is Pekka het gezicht van woede? Of is het gezicht van woede/haat/afkeer mijn gezicht wanneer ik zou willen gaan duwen wanneer de man voor mij te lang voor de tomaten staat, terwijl ik alleen maar even een bakje tomaatjes wil pakken en door wil naar het koelvak. Of is het mijn gezicht wanneer ik een goed bedoelde opmerking afweer met de opmerking “laat me maar even met rust”.
Of moet ik op die momenten de Pekka in mezelf op zien komen? Het is zo gemakkelijk om mijn kleine oprispingen als onschuldig te beschouwen in het licht van zo’n groots voorbeeld.
Daarnaast is het voor mij ook niet de woede die er uit springt, het is vooral de verwarring, de wanhoop en de pijn die Pekka gedreven moet hebben die mij bezig houdt. De momenten waarop ik afkeer of boosheid voel kennen niet zo’n sterke verwarring, wanhoop of pijn, er is wel een gevoel van ongemak maar daar lijkt met een beetje zelfreflectie wel wat aan te doen.
Het is die subjectieve kant van de afkeer die ik veel interessanter vind dan de geëxtrapoleerde woede van Pekka. Omdat ik daarin kan zien dat die woede voortkomt uit hoe ik mezelf ervaar en wat ik op die basis ervaar als bedreigend. Daaruit volgt dat de bedreigende ander weg moet, of het nu een schooldirectrice is of een man die te lang voor de tomaten staat.
Dat mis ik in de aflevering van afgelopen weekend en zeker in deze aflevering. Er wordt meteen gesprongen naar het grote, terwijl het voor ons juist de kleine momenten van afkeer, gehechtheid en onwetendheid zijn die bepalend zijn. We kunnen ze wel vergelijken maar het is ook gemakkelijk om de kleine dingen er door over het hoofd te zien. Het gaat wellicht te weinig over de oorzaak.
Joop, in jouw reflectie op de aflevering van het weekend wees je op de mooie kamers waarin de opnames plaats vonden, met boekenkast en piano. En dan hebben we het over de hebzucht van de bankiers als probleem, waarom niet over mijn gevoel dat ik ook zo’n mooie kamer wil? En waarom dat mijn geluk verstoort (of vergiftigt…)?
Joop Ha Hoek zegt
Thich Nath Hanh schreef:
Noem me bij mijn ware namen.
Zeg niet dat ik morgen zal vertrekken,
want vandaag zelfs kom ik voortdurend aan.
Kijk goed: ik arriveer elke seconde
als een knop aan een lentetak,
als een jong vogeltje met tere vleugels,
dat leert zingen in zijn nieuwe nest,
als een rups in het hart van een bloem,
als een juweel verborgen in een steen.
Ik blijf komen om te lachen en te huilen,
te vrezen en te hopen.
Het kloppen van mijn hart is de geboorte en de dood van al wat leeft.
Ik ben het eendagsvliegje dat zich vlak boven de rivier ontpopt en ik ben de vogel die, als de lente komt, bijtijds arriveert om het vliegje op te eten.
Ik ben de kikker die vrolijk rondzwemt in het heldere water van de vijver en ik ben de ringslang die onhoorbaar nadert en zich met de kikker voedt.
Ik ben het kind in Oeganda, vel over been,
mijn benen zo dun als bamboestokjes
en ik ben de wapenhandelaar
die dodelijke wapens aan Oeganda verkoopt.
Ik ben het twaalfjarig meisje,
vluchteling op een klein bootje,
dat overboord springt,
na verkracht te zijn door een zeerover.
En ik ben de zeerover, mijn hart nog niet in staat tot liefde en begrip.
Ik ben een lid van het Politbureau,
met onbeperkte macht in mijn handen.
En ik ben de man die, langzaam stervend in een heropvoedingskamp, zijn “bloedschuld” aan zijn volk moet betalen.
Mijn vreugde is als de lente, zo warm
dat zij bloemen doet bloeien langs alle paden van het leven.
Mijn pijn is als een rivier van tranen, zo vol
dat zij vier oceanen vult.
Alsjeblieft, noem me bij mijn ware namen
zodat ik al mijn huilen en lachen tegelijk kan horen,
zodat ik kan zien dat mijn vreugde en pijn één zijn.
Alsjeblieft, noem me bij mijn ware namen,
zodat ik kan ontwaken
en de deur van mijn hart open kan blijven,
de deur van mededogen.
Moge iedereen gelukkig zijn. Joop.
Léon zegt
Als ik zie waar het over gaat heb ik al geen zin om ernaar te kijken.