Gisteravond keek ik naar de documentaire die Jeroen Pauw maakte over zijn collega journalist Willibrord Frequin, die vorige week tachtig jaar oud stierf. Het was het laatste woord van Willibrord, uit te zenden na zijn dood.
De mannen waren aan elkaar gewaagd, qua journalistieke aanpak en kennis en op het gebied van vrouwen. Het ging natuurlijk ook over het prachtige vak van de journalistiek. Willibrord vertelde dat het zijn insteek is geweest, al noemde hij dat woord niet, om onze klote wereld en de leefomstandigheden van burgers beter te maken. Achteraf moest hij vaststellen dat dat niet gelukt is.
Hij reisde de hele wereld over om in risicovolle gebieden prachtige reportages te maken die wereldwijd werden uitgezonden. Willibrord was geen volger maar een eigenwijze journalist die lak had aan regels en etiquette. Hij wilde weten waarom dingen gebeuren zoals ze gebeuren, tegels lichten.
Tijdens het interview begon Pauw Frequin te bevragen over zijn item in de handel in mensenhoofden. Door de KRO uitgezonden en naar later bleek fake. Ik weet zeker, zei Pauw, dat als jij dood bent Het Journaal daarover zal beginnen. ‘Willibrord Frequin werd ook bekend door zijn reportage over de handel in mensenhoofden’…, en dat klopte ook. Willibrord zei dat hem niets te verwijten was, het voorwerk van de productie en de toetsing was door anderen gedaan, hij legde slechtst vast. Hij was erin geluisd.
Voor menig onderzoeksjournalist is dat het schrikbeeld, dat je bronnen niet betrouwbaar zijn, dat je in het pak genaaid wordt, en dat dat item toch betrouwbaar lijkt te zijn. Dat er geen reden is daar aan te twijfelen.
Ik heb het als onderzoeksjournalist zelf ook een keer meegemaakt, nee, nog steeds kan ik het onderwerp niet noemen omdat ik dan alsnog meer schade aan zou aanrichten. Ik kreeg van een zeer betrouwbare informant informatie dat er in een organisatie iets helemaal fout zat en ging daar mee aan de slag. Vrijwel dagelijks had ik contact met de informant, die ook andere namen als bron noemde. Wekenlang was ik bij politie en Justitie en in het criminele milieu aan het toetsen, was het fake of waar? En ook die diensten gingen op onderzoek uit. Ik werd op de hoogte gehouden van de stand van zaken door een hoofdinspecteur van de recherche. En tenslotte publiceerde ik en bleek het fake te zijn. Ik was in het pak genaaid maar ik heb nooit kunnen achterhalen waarom. Journalisten hebben vele vijanden.
Het kantelmoment in de onderzoeksjournalistiek is nooit ver weg.
Moedig voorwaarts!