Met veel liefde en de beste intenties voedden we ze op, onze kinderen. Desondanks heeft bijna iedereen een groot deel van zijn leven nodig om deze opvoeding weer te boven te komen. En dan begint de ware zoektocht, waarbij alle obstakels en uitdagingen die op ons pad komen bedoeld blijken voor maar één ding: om te ontdekken wie we werkelijk zijn.Ook Lodewijk ontkomt niet aan dit lot. Op een dag vindt hij een oud sigarendoosje van zijn vader met foto’s en oud krantenknipsel erin. De inhoud van het inmiddels vergeelde bericht zet het leven van de jonge Lodewijk op zijn kop. Wat hij leest ervaart hij als een afwijzing en het bepaalt hoe hij zichzelf gaat zien.
Maar je kan niet ongestraft je identiteit bouwen op het afwijzen van je zelf. Frustratie, somberheid en angsten zijn het gevolg. Hoewel Lodewijk maatschappelijk succesvol is en geluk vindt in zijn nieuwe gezin, is dit niet de oplossing voor zijn pijnlijke gevoelens.Langzaam maar zeker komt hij erachter dat zijn oplossingen eigenlijk het probleem bevestigen. En dat zijn probleem de oplossing is.
Auteur Tomas Murris* is psycholoog en lid van de Dzogchen community Nederland. Hij heeft zich beroepsmatig bezig gehouden met de behandeling van kinderen en jongeren die te maken hebben met ontwrichtende levensomstandigheden. Hij heeft op zijn vakgebied een drietal boeken gepubliceerd. Broederplicht is zijn debuutroman.
‘Dat jij niet klaarkwam, komt omdat jongens zoveel masturberen.’
Kennelijk nam Cora voor het gemak aan dat dit ook voor mij gold, wat ik niet ontkennen kon. Ik was niet ad rem genoeg om te vragen hoe ze aan die wijsheid kwam of een andere min of meer gevatte opmerking te maken. Het klopte, maar ik voelde dat mijn onzekerheid in bed een groter probleem was. Zo makkelijk en spontaan als Cora zich gedroeg, zo stroef voelde ik me. Ik voelde schaamte en geremdheid.
‘Morgen kom ik weer en als je niet masturbeert, zal ik zorgen dat je klaarkomt.’
In mijn fantasie zoende ik ’s nachts haar naakte lichaam. De volgende dag kwam Cora ’s middags langs. Ze trok haar kleren uit en maakte mijn broek los. Ze ging net zo lang door met vrijen tot ik klaarkwam. Na afloop keek ze me aan alsof ze zojuist iets belangrijks had volbracht. We trokken onze kleren aan en ik ging weer aan de studie.
De dagen die volgden stonden in het teken van studeren en seks. Als je achttien bent, is dat een bijzonder prettige manier om een saai tentamen voor te bereiden. We praatten nauwelijks, dat deden onze lichamen voor ons. Ik liep arrogant rond over de campus en ondanks mijn naderend tentamen lachten de dagen me toe.
‘Het is nog fijner als je probeert niet klaar te komen,’ zei Cora.
‘Hoe bedoel je dat?’
‘Nou, op het moment dat je bijna klaarkomt, doe je net of je nodig moet plassen en dat je dat uit alle macht ophoudt. Ik stop dan met bewegen, hou me even helemaal stil en als je voelt dat je orgasme weer naar de achtergrond gaat, gaan we weer verder. Zullen we het proberen? Zeg maar hoe ik je vast moet pakken.’
Ik legde uit hoe ik het ’t liefste had en we begonnen.
‘Als je denkt dat je klaarkomt, trek je mijn hoofd iets naar achteren aan mijn haar.’
Dat deed ik en ik voelde dat ik net op tijd was om mijn orgasme tegen te houden. Ook de tweede keer lukte het.
‘Zo kan ik net zolang doorgaan als ik wil,’ zei ik opgewonden.
‘En ik ook,’ zei Cora.
We glimlachten naar elkaar.
De hel
‘De hel, dat zijn de anderen.’ Dat is de bekendste uitspraak van Jean-Paul Sartre, een van de belangrijkste schrijvers en filosofen van de jaren zeventig. In Groningen kreeg ik de kans zijn existentialisme te bestuderen als keuze-onderdeel van mijn studie psychologie. Wat een weelde.
Een van de eerste boeken die ik bestudeerde was De heilige Genet, martelaar en komediant. Het jongetje Genet wordt opgevoed door pleegouders op een boerderij. Hij steelt dingen en wordt betrapt. Een stem zegt: ‘Je bent een dief.’ Dat bepaalt zijn identiteit. De volwassen Genet wordt een dief, een grote crimineel en een belangrijk kunstenaar. Waar men hem van beschuldigd, daar kiest hij voor.
Is de crimineel Genet dan door en door slecht? Nee, zegt Sartre in zijn existentiële analyse van Genet, je moet het anders bekijken. Genet speelde eigenaartje, net zoals iedereen in zijn omgeving eigenaar was. Dat was de geldende moraal op het platteland toen Genet opgroeide. Zonder eigendom was je niemand. Sartre bewonderde de ‘boef’ Genet, mede omdat Genet een uitweg zocht uit een wanhopige situatie. Dief of kunstenaar, crimineel of geniaal, het was allemaal waar.
Het tentamen was mondeling. De docent, oversized overhemd, extra knoopje open en veel gebruinde huid, begon over de keuze van Genet om dat te worden waarvan men hem beschuldigde.
‘Wat vind je daarvan?’ vroeg hij me.
‘Ik vind het een eyeopener,’ antwoordde ik. ‘Doordat ik dit heb gelezen, kan ik nu anders naar mensen kijken. Geniaal om een dief te worden als volwassenen je een dief noemen. Het geeft je een zekere vrijheid, de beslissing ligt weer bij jezelf. Maar het is ook gevaarlijk. Je laat je toch bepalen door anderen.’
‘Sartre zegt: je moet jezelf ontwerpen, je moet steeds opnieuw keuzes maken, je leven lang. Wat vind je daarvan?’
‘Misschien is dat wel het belangrijkste in het leven. Ik zie zoveel jongeren om me heen die met alle winden meewaaien. Het is heel moeilijk om trouw te blijven aan jezelf. Neem bijvoorbeeld al die studenten die bij het corps gaan omdat ze later bij de elite willen horen. Ze zitten toch gewoon hun ouders na te doen?’
De docent vroeg me of de analyse van Sartre, dat Genet van zijn probleem een keuze maakte, ook voor andere personen zou kunnen opgaan.
‘Het gaat op voor alle kinderen van wie verwacht wordt dat ze iemand anders zijn dan ze van nature zijn. Sinds enkele maanden woon ik met een aantal vrienden op een boerderij in Zuidwolde, vijf kilometer boven Groningen. We zijn allemaal eenlingen die elkaar opgezocht hebben. Dat is onze overeenkomst, we hebben van ons probleem een keuze gemaakt. We zijn vastbesloten het zelf uitzoeken. Geen van ons is bijvoorbeeld lid van een studentenvereniging, waar je er na je eerste biertje vier vrienden bij hebt. We zijn ook geen lid geworden van de communistische studentenbond. Zij lopen met De Waarheid en brengen die deur aan deur.’
Gezien worden
‘De blik van de ander,’ zei ik. Ik lag weer op de divan. ‘Het is mijn verlangen om gezien te worden én mijn angst om ontmaskerd te worden.’
Analyticus: ‘Hm.’
‘Ik heb veel vriendinnen gehad. Of beter gezegd, ik heb veel seks gehad met meiden. Ik wilde dat ze verliefd op me werden.’
Stilte.
Waarom begon ik hierover, vroeg ik me af. Dit onderwerp vond ik niet plezierig om te bespreken en toch deed ik het.
Analyticus: ‘Ga door.’
‘Ik wilde dat ze perfect waren, een pukkeltje vond ik al vervelend. Een vrouw moest een plaatje zijn, een mooie pop. En zelf voelde ik me lelijk. Ondanks dat ze deden wat ik wilde, voelde ik me geremd en beschaamd.’
Analyticus: ‘Hum.’
‘Ik wilde hun acceptatie tijdens de seks. Voor mij betekende dat intimiteit. Maar zodra een meisje dichterbij kwam, voelde ik me kwetsbaar worden, werd ik bang dat ze zou zie hoe onzeker ik was.’
Stilte.
Analyticus: ‘Hm.’
‘Alsof ik zocht naar een bevestiging die ik vroeger gemist had. Zo van: jij mag er zijn, het gaat me om jou en niemand anders.’
Wat was ik toch aan het doen? Ik wilde het hier niet over hebben.
Analyticus: ‘Hm-mh’.
‘Ik praat niet graag over mijn vriendinnetjes.’
Ik wil weg, dacht ik. Zou het al tijd zijn? Ik lag te zweten als een otter.
Analyticus: ‘Het is weer onze tijd.’
De analyse zou zeven jaar duren. Mijn innerlijke wereld moest compleet herschikt worden. Ik had geen knop ’terug naar de fabrieksstand’, daarom was er een introspectie zonder einddatum nodig. En daarna ging de analyse de rest van mijn leven door, in eigen beheer.
Afwijzen, waardeloos
‘Dus elk kind is volledig afhankelijk en is ten diepste bang voor afwijzing door zijn ouders. Het ontwikkelt het idee dat het niet goed genoeg is. Het kind gaat zichzelf afwijzen, het voelt zich ontoereikend, waardeloos. Maar deze zelfafwijzing wordt ook weggedrukt, omdat die te beangstigend is. Vervolgens gaat het kind een heel systeem van regels en voorwaarden voor zichzelf ontwikkelen waarvan het denkt dat het hem zal helpen om geaccepteerd te worden, door zijn ouders, broers of zussen, vriendjes, enzovoort. En zijn eigen natuur houdt hij zoveel mogelijk verborgen. Bij het volwassen worden ontwikkelt het kind een identiteit dat als voornaamste taak heeft zijn negatieve geloof over zijn eigenlijke natuur bedekt te houden en ervoor te zorgen dat hij acceptatie en liefde van anderen krijgt.’
‘Rob noemt dit systeem van regels en voorwaarden een geloof,’ vul ik aan.
Sam kijkt me aan. Hij knikt tevreden. ‘Dat vind ik wel een goed begrip. Een geloof over de eigen slechtheid, een zelfafwijzingsgeloof. We gaan ons voornemen ons zo te gedragen dat we zo weinig mogelijk kans lopen dat we worden afgewezen. We passen ons zoveel mogelijk aan, om te ontsnappen aan een existentieel gevoel van een rotkind te zijn.’
Onwillekeurig denk ik aan alle kinderen die ik in de instelling heb ontmoet, met hun pedagogisch onmachtige ouders, die moeten overleven in de leefgroep van een instelling.
‘Het Kwetsbare kind, of de natuurlijke staat van zijn, raakt dan steeds verder uit beeld. De Overlever is een reflex tot zelfbescherming en het wordt toegedekt met gedrag, gedachten en gevoelens die ervoor moeten zorgen dat je de zelfafwijzing niet meer voelt. En anderen worden er ook in betrokken, die moeten je Overlevingsspel gaan bevestigen. Toen ik een jaar of twintig was, zocht ik altijd naar meiden die verliefd op me waren. Dan voelde ik me goed,’ zeg ik.
‘Dat is een mooi voorbeeld. Zo’n meisje wordt dan door jou ingezet om je zelfafwijzing niet te voelen. En omgekeerd waarschijnlijk ook. Maar het lukt maar even, daarna komt de pijn terug. Dan moet er weer een nieuwe kick komen. Een promotie, een nieuw huis. Je leeft dan eigenlijk alleen maar om je zelfafwijzing niet te voelen. Je gedachten zijn een belangrijk onderdeel van dat systeem. Je gebruikt je intelligentie niet om je eigenlijke probleem op te lossen, je zelfafwijzingsgeloof te doorzien en ervan af te komen, maar om je zelfafwijzing niet te voelen. Daar stop je al je denk- en daadkracht in. Je wilt doorlopend het hier en nu veranderen zodat je de bevestiging krijgt dat je goed bent. Je loopt weg voor vervelende gevoelens en gedachten, zoekt bij anderen de bevestiging dat je oké bent. Dat zorgt er allemaal voor dat je niet in het hier en nu bent. Als je doorhebt dat je ook een observator bent, een getuige van je gedachten en dus niet de gedachten zelf, kan je leren al die gedachten anders te gaan waarderen. Nogmaals, je bewustzijn kan je zien als een spiegel: het is nergens voor of tegen, er is geen vooroordeel, geen geloof. Je bent niet goed of slecht, je hoeft niet in gevecht te gaan met dreigend gezichtsverlies.’
Gevoel is gevaar, denk ik.
‘Angst willen we bijvoorbeeld niet,’ vervolgt hij. ‘Daar lopen we liever voor weg, maar daardoor roep je juist angst op. Omdat het hele proces gebaseerd is op zelfafwijzing. Door je angst af te wijzen, bevestig je je zelfafwijzing. En de projectie van onze gevoelens van zelfafwijzing op anderen in onze omgeving is het sluitstuk, daarmee wordt het probleem van de zelfafwijzing bij de ander neergelegd. Je denkt dat het om die ander gaat, dat jij je niet goed voelt. Als die ander nu maar aardiger was, meer respect toonde, meer van je hield, dan zou jij je pas goed voelen. Dat noemen boeddhisten samsara, het doorlopend bezig zijn met de goed- en afkeuring van anderen. Oké, einde van deze preek.’ Sam staat op.
Mirjam Broekhoff zegt
Ik vind de citaten over masturberen hier onprettig. Het zal best een mooi boek zijn hoor maar ik was onaangenaam verrast, gezien de kop en de toonzetting van het artikel.