De ideale psychopaat
Stefan is een stoere jongen. Op een keer, na overvloedig gebruik van rum en cocaïne had hij bijna zijn vrouw vermoord. Hij werd gearresteerd, zijn vrouw moest worden opgenomen in een ziekenhuis. Toch hielden ze nog steeds zielsveel van elkaar, maar ook Stefan vertrouwde zichzelf niet meer. Tijdens de rechtszitting bleek dat hij al een heel leven van drugsgebruik en criminaliteit achter de rug had.
De rechter veroordeelde hem tot een gevangenisstraf met dwangverpleging in een tbs-kliniek en zo kwam hij in contact met geestelijk verzorger Okke Wisse. Stefan besefte wel dat er iets mis met hem was en noemde zichzelf “de ideale psychopaat”. Hij kon heel zachtaardig zijn maar als hij gebruikt had, ging het gegarandeerd mis. De vraag is of het hem is kwalijk te nemen. Zijn moeder werd misbruikt door zijn vader, zijn vader werd vermoord waar hij bij was en hij moest ook nog slachtoffer worden van seksueel misbruik. Dit gaat je niet in je koude kleren zitten.
Tijdens de gesprekken met zijn geestelijk verzorger bleek dat hij veel interesse had in filosofie. Er groeide ook een band tussen beide mannen. Aanvankelijk zou hij maar kort blijven, maar telkens viel hij terug. Als hij na 20 jaar wordt overgeplaatst, zijn de gesprekken voorbij. Wisse schrijft hem daarna nog 12 brieven, als afscheid en om hem toch nog iets mee te geven. Deze brieven zijn nu gebundeld en uitgegeven. Wisse schrijft hem:
En natuurlijk nog de hamvraag: waarom moest ik dit alles aan jou kwijt? Ik voelde allereerst de behoefte om nog wat extra verdieping aan onze gesprekken te geven en die met jou en anderen te delen. Maar belangrijker: ik wilde je iets persoonlijks vertellen. Iets over jou en mij als “mens”. Om te benadrukken dat jij en ik als mens in allerlei opzichten van elkaar verschillen hoefde ik geen boekje te schrijven. Maar om onze overeenkomsten belichten misschien wel. Ze blijven binnen het tbs-systeem wel eens onderbelicht.
In deze brieven heb ik je ongevraagd een inkijkje gegeven in mijn bestaan. Ik wilde laten zien hoe ik, net als jij, leef met het onvervulbare verlangen samen te vallen met mijn zelf. Hoe ik, net als jij, ooit wakker ben geroepen door het appel van de ander waaraan ik nooit ten volle zal kunnen beantwoorden. En hoe ik, net als jij, vaak moederziel alleen mijn zelfpuzzel aan het leggen ben. Maar ondanks al deze gelijkenissen: zoveel meer heeft het mij meegezeten dan jou. Zo gemakkelijker is en was mijn bestaan (bladzijde 152).
Het menselijk tekort
Het eerste dat opvalt, is dat Wisse niet vanuit een ivoren toren schrijft. De gesprekken vinden plaats op interpersoonlijk niveau. Net zo goed als de gevangene over zijn persoonlijk leven vertelt, doet de geestelijk verzorger dit ook. Stefan kon het blijkbaar waarderen. Gevangene en geestelijk verzorger ontmoeten elkaar in het menselijk tekort. Het menselijk tekort blijkt structureel te zijn. Helaas lopen sommige mensen gedurende hun leven grote, zelfs onherstelbare lichamelijke en geestelijke schade op. Niemand kiest hier zelf voor, vaak komt het door een samenloop van omstandigheden. Het is ook niet zo dat mensen er altijd door nalatigheid zelf schuld aan hebben.
Wisse heeft van de filosoof en psychoanalyticus Jacques Lacan geleerd dat het menselijk tekort bestaat uit twee tegenstrijdige verlangens. De mens wil iemand zijn en tegelijkertijd niemand. Bij de geboorte krijgt een mens een naam, die naam verwijst niet naar het vlees, het bloed en de botten, maar naar de verwachtingen die van deze mens worden gekoesterd. Tegelijkertijd is het onmogelijk om aan die verwachtingen te voldoen, iedereen schiet altijd tekort.
Aan de andere kant willen we allemaal niemand zijn. We willen graag opgaan in het bestaan, in de realiteit, we willen zijn wat ze zijn en niet steeds iets moeten zijn. Ook dit lukt echter nooit helemaal. Met drugs kun je proberen dit tijdelijk te vergeten, maar het lichaam stelt zijn grenzen. Met religie kun je jezelf overhalen om er maar even niet aan te denken, maar vergeten doe je het nooit. Dit is het menselijk tekort, de ruimte die de gesprekken van de auteur met Stefan mogelijk maakt en die tegelijkertijd er het onderwerp van is.
De dood
De dood is een onvermijdelijk onderdeel van het leven. Wisse vertelt hoe zijn jeugd getekend werd door het feit dat zijn driejarige zusje verdronk. Hij was zelf vijf jaar toen dit gebeurde. Later leerde hij door het lezen van Heidegger dat deze gebeurtenis een oplichten is van het Zijn en als zodanig van buiten komt, ongrijpbaar is en zonder reden of doel. Als mens kun je je alleen maar openstellen voor het zijn en het laten gebeuren door het beoefenen van gelatenheid (bladzijde 43).
Troost vindt de auteur echter in de boeken van Emmanuel Levinas. Deze beschrijft hoe de mens opgesloten is in zijn bestaan, maar bevrijd wordt doordat een ander naar hem kijkt en hem oproept er te zijn. De mens wordt pas echt mens in zijn bestaan voor de medemens, in de oproep van de medemens. Wisse ziet deze gedachte als een correctie op de filosofie van Heidegger (bladzijde 50). Stefan blijkt echter door zijn rauwe bestaan er een andere opvatting van de dood op na te houden. Toch begrijpt hij wel waar Wisse het over heeft.
Het onvervulbare zelf
Wisse komt pas goed op gang als hij over Jacques Lacan (1901-1981) begint. Hij legt uit dat we in de kern bestaan uit een onvervulbaar verlangen. Dit verlangen nemen we van onze ouders en andere medemensen over. Bij onze geboorte staan we open voor al onze medemensen, we willen alles van hen leren, want we kunnen en kennen zelf niets. Dan merken we al gauw dat anderen van alles van ons verwachten, bijvoorbeeld mooi zijn, of aardig, of gehoorzaam. Die verwachtingen zijn allemaal tegenstrijdig en onmogelijk, maar we kunnen niet anders eraan proberen te voldoen en dat geeft een hoop gedoe. Dit betekent dus dat we in feite een verzameling onvervulde en onvervulbare verlangens zijn. Ons diepste zelf is een zwart gat. Wisse noemt hier het beeld van een leeg klokhuis van een appel (bladzijde 79).
We identificeren ons met de verlangens van de anderen en gaandeweg worden ze onze eigen verlangens en idealen. We ontwikkelen vervolgens verschillende strategieën in ons leven om met onze eigen verlangens om te gaan. Deze strategieën beschouwen we als vanzelfsprekend en bij ons horend. In zijn rol van geestelijk verzorger heeft Wisse verschillende van die strategieën gezien. In een tbs-kliniek tonen deze zich duidelijker, omdat ze daar extremer zijn en bovendien vaker falen.
Als het misgaat
In het algemeen kan de identificatie met het verlangen naar twee kanten misgaan. Ofwel het verlangen van de ander toont zich niet duidelijk genoeg als dat van een ander, ofwel het is te overheersend. In het eerste geval wordt het verlangen van het kind bij gebrek aan beter gericht op de prikkels van het eigen lichaam. In het tweede geval stelt het kind zich in dienst van de ander door zichzelf te ontkennen (bladzijde 80-83).
In de hoofdstukken 8 tot en met 12 bespreekt Wisse de invloed van het eigen lichaam, van de ander en van de wereld. Het is duidelijk dat deze drie elkaar weer sterk beïnvloeden en daarmee ook het zelf. Stefan is tussen zijn 7e en 10e levensjaar het slachtoffer geweest van seksueel misbruik en dit heeft zijn leven in belangrijke mate bepaald. De wereld geeft gelegenheid tot misdaad, geweld en straf. De ander, ten slotte, is de poort naar de hemel, dat wil zeggen de verlossing van het eigen verlangen, en ook naar de hel, het onderworpen zijn aan het eigen verlangen.
Aangezien we ons eigen lichaam niet van buitenaf kunnen zien, moeten we ons daar een voorstelling van vormen. Dit doen we echter niet alleen met ons lichaam. We kunnen maar weinig dingen direct helemaal zien, dus het grootste deel van de wereld waarin we leven bestaat uit voorstellingen. Dit noemt Lacan de orde van de verbeelding. Daarnaast is er de symbolische orde, de orde van woorden en begrippen (bladzijde 112). Datgene wat niet in woorden kan worden uitgedrukt en niet voorgesteld kan worden, noemt Lacan het “reële”. Omdat we leven in onze voorstellingen en gedachten, is deze orde voor ons een soort buiten waar we niets mee kunnen. Het is datgene wat we niet kunnen verwoorden en waar we geen betekenis aan kunnen hechten.
Het reële kan zich volgens Lacan echter voordoen als een verlossing van het verlangen (van zowel het zelf als de ander). In dat geval is er een mystieke ervaring, heb je de absolute liefde gevonden of zijn al je dromen uitgekomen. Het probleem is echter dat het verlangen structureel is, het maakt deel uit van je bestaan. De tijd heelt alle wonden, ook dat van het verlangen en al gauw beginnen er barsten zichtbaar te worden in het pasverworven paradijs. De teleurstelling is vaak dan des te moeilijker te verwerken. Het leven blijft onbevredigend.
Geen dialoog
De ondertitel van het boek is “Het gesprek tussen een geestelijk verzorger en een tbs’er”. Dit is misleidend. Stefan komt niet aan het woord, noch een andere tbs’er. Wisse schrijft brieven en spreekt Stefan wel aan, maar deze Stefan hoort tot de orde van Wisse’s verbeelding. De echte Stefan antwoordt in het boek niet. Het is echter de vraag of dit een bezwaar is. Het boek gaat niet over de toestanden in een tbs-kliniek en ook niet over het leven van een tbs-patiënt. Het is een filosofische boek waarin de schrijver nadenkt over wat het betekent om mens te zijn. De omstandigheden in een tbs-kliniek werken hierbij als een vergrootglas, waardoor een aantal aspecten beter zichtbaar worden.
De filosofen die in dit boek centraal staan zijn Lacan en Levinas. Heidegger en Sartre worden terloops genoemd, maar dienen hoofdzakelijk als contrast. Eigenlijk is het boek een goede inleiding in het denken van Lacan. Zijn fundamentele en moeilijke begrippen worden goed uitgelegd. Bovendien geeft het boek een zeldzaam inkijkje in de voor de meeste lezers ontoegankelijke wereld van de tbs-kliniek. Het is een mooi en persoonlijk geschreven boek dat voor velen een verrijking en inspiratie kan zijn.