Historicus Raoul Bauer onderzoekt hier de leefwereld van de vroege middeleeuwers (500-1000 AD): hoe beleefden zij de werkelijkheid, gekeken naar hun wetenschappelijke kennis, religieuze gevoelens en ontvankelijkheid voor magie.
Zijn er wel waterdichte schotten te plaatsen tussen wetenschap, geloof en magie? Is er een verschil tussen een wonderbaarlijk mirakel en een te mijden toverkunstje? Is de rede enkel te vinden in de wetenschap of speelt die ook een rol in religie en magie? Hoe stond de kerk tegenover wetenschappelijke bevindingen?
Raoul Bauer gaat op zoek naar antwoorden op deze vragen en vindt ze onder meer in de geschriften van de grote wetenschappers uit de middeleeuwen. We leren Isidorus van Sevilla kennen die een encyclopedie schreef die eeuwenlang gebruikt werd. Beda Venerabilis, dé wetenschapper bij uitstek van de achtste eeuw, onderzoekt mirakels, berekent de paasdatum en denkt na over het fenomeen van de getijden. Via de Karolingische renaissance komt Gerbert van Aurillac aan het woord, de paus-wiskundige van het ‘merkwaardige’ jaar 1000.
Raoul Bauer, historicus en doctor in de letteren, is emeritus hoogleraar cultuurgeschiedenis in de Associatie van de K.U. Leuven. Bauer publiceerde eerder bij uitgeverij Sterck & De Vreese het boek Karel de Grote.