Drie monniken besloten om samen zazen te praktiseren. Ze zaten voor lange tijd in meditatie aan de oever van een meer. Plotseling stond de eerste monnik op en zei: ‘Ik ben mijn meditatiemat vergeten.’ Hij stapte op het water en liep naar zijn kluizenaarshut aan de andere kant van het meer.
Toen hij met zijn mat terug kwam stond de tweede monnik op en zei: ‘Ik heb vergeten mijn was op te hangen.’ Hij liep kalm over het water en kwam even later op dezelfde manier terug.
De derde monnik had de anderen twee goed geobserveerd, in de veronderstelling dat dit een test was in hoeverre zijn meditatieve capaciteit gevorderd was.
De derde monnik zei: ‘Denken jullie nou echt dat je mij met jullie verworvenheden kunt imponeren? Al die kunstjes van jullie, die kan ik ook’, pochte hij. Trots liep hij op het water af.
Om bij de eerste stap direct kopje onder te gaan. Onversaagd klom de monnik op de kant en waagde nogmaals een poging, om wederom volledig kopje onder te gaan. Verscheidene uren poogde de derde monnik om over het meer te lopen.
Tot uiteindelijk de eerste monnik tot de tweede zei: ‘Denk je dat we hem moeten vertellen waar de paaltjes staan?’