Bescheidenheid siert den mensch. Deze19-e eeuwse (of daarvoor) tegeltjeswijsheid stond geborduurd op een kleedje boven de met hout betimmerde schoorsteen van mijn grootouders. Bescheidenheid werd gezien als een nobele karaktereigenschap. Werd? In feite wordt het nog steeds zo gezien. Over het algemeen wordt bescheidenheid genoemd als iets positiefs. Ik ben geen sutra-kenner, maar ik meen dat in theravadistische kring en ook in kringen van het vajrayana bescheidenheid valt onder het juiste gedrag, zij het misschien niet zo specifiek genoemd. Ik vind het maar een moeilijk begrip, bescheidenheid.
Iemand als Thierry Baudet vind ik – persoonlijk – in zijn gedrag een ijdeltuitige pronkhaan, die wèg is van zijn eigen verschijning en optreden. Ik ook trouwens, hoe verder weg hoe liever. Hij is ook weg van het debiteren van (volgens kenners) onbeholpen Latijn en uiterst bedenkelijke ideologische beginselen die aanschuren tegen griezelig rechts-nationalisme, seksisme en racisme. Verder oordeel ik niet over hem, hoor. Een goede debater als Mark Rutte geniet zichtbaar als hij Baudets opmerkingen sierlijk pareert of countert. Als hij vervolgens glunderend de Tweede Kamer rondkijkt, op zoek naar bewonderende blikken, is Rutte ook niet echt een toonbeeld van bescheidenheid. Een getalenteerd counterpoliticus als Alexander Pechtold hield meestal zijn gelaat strak, maar volgens mij meer om het effect van zijn ad rem-zijn te versterken dan uit bescheidenheid. Hij had vaak van die kleine hoe-vind-je-mij-lachjes. Is bescheidenheid goed? Is onbescheidenheid fout?
Nee. Geen van beide. Wij kunnen ontstemd of goed gestemd raken door iemand die (on)bescheiden is, maar daarmee is er niets aangetoond omtrent de inherente juist- of onjuistheid ervan.
Het zijn niet-inherente menselijke begrippen en gedragingen, die verdampen nadat ze zijn uitgesproken en de klanken zich oplossen in het niets. Tot de volgende (on)bescheidenheid. Het universum kent geen criteria voor goed, kwaad, bescheidenheid of onbescheidenheid. Die criteria bedenken mensen. Door bescheiden gedrag laat je het licht op een ander schijnen. Daardoor is het ook veel aangenamer om met een bescheiden iemand te communiceren en te interacteren dan met een onbescheiden iemand. Het éne past naadloos op wat je eigenlijk wilt, het andere niet. En dat willen we tenslotte allemaal. Bescheidenheid bestaat dus ten gerieve van de collectieve wil, zou je kunnen zeggen. Maar we worden geboren met een dualiteitsbrilletje op onze babyneusjes, en dat gaat nooit meer af. We ervaren het één, maar willen het ander. Tenzij we erin slagen om onze oorspronkelijke staat te ontdekken, de staat van elk individu. Dus leren om zonder brilletje te kijken en dan zien wat er te zien valt. Dan zijn we – in alle bescheidenheid – verlicht. Vroeger dacht ik dat bescheidenheid per definitie vals was. Vaak zie je sportmensen die na een bijzondere prestatie tijdens een interview zwetend en nog nahijgend zeggen: ‘Jaah, enneh… (sportmensen zeggen tijdens interviews vaak om één of andere reden voortdurend enneh) je kunt dat zo niet van jezelf zeggen, enneh… maar ik heb er wel een goed gevoel over enneh…’ Ik denk dan: doe niet zo hypocriet en zeg gewoon dat je vindt dat je een buitengewone prestatie hebt geleverd en dat je daar beretrots op bent en dat je jezelf góed vindt in wat je doet. Enneh… Doe niet net alsof het niks voorstelt, terwijl je naar alle kanten, de vers omgehangen gouden medaille bevoelend, je euforie en superioriteitsgevoel uitstraalt. Gewoon (nou ja, gewoon…) zijn wie je bent, in plaats van na te streven te zijn wie je wilt zijn.
En nederigheid dan, niet in de kruiperige betekenis van het woord? Nederigheid betekent voor mij: het heldere besef dat een ander niet anders is dan jezelf. Ontstaan uit dezelfde materie, voortkomend uit hetzelfde universum, met dezelfde bestemming. Met precies hetzelfde bewustzijn.
Alleen in de samsarische staat wordt dat gescheiden. Dat betekent in meer absolute zin, dat Thierry Baudet precies hetzelfde is als ik. En Rutte. En Pechtold. Inzichten krijgen is niet altijd even leuk. Toen ik bij een kleine groep dzogchenpractitioners begon, vielen mijn vocale kwaliteiten de sanghaleden op. Dit in alle bescheidenheid, natuurlijk, enneh… Ik werd – op z’n Tibetaans – ‘umze,’ als ik dit fonetisch goed schrijf. Voorzanger. Ik mocht de practices leiden.
Normaal gesproken zou mijn toch al zo gevoelige ego daar van opzwellen als een opgeblazen weerballon. Na de eerste keer leiden inspecteerde ik op de weg naar huis mijn innerlijk. En wat voelde ik? Trots? Nee, nederigheid. In de zin van blijdschap om de mogelijkheid om dienstbaar te zijn. Nederigheid en verantwoordelijkheid, dat ik dit kon en mocht doen voor de sangha. Hier duidelijker aanwezig dan mijn gebruikelijke egogevoel. Is hiermee nou aangetoond dat al deze begrippen, zoals nederigheid, bescheidenheid en dienstbaarheid dus tóch ergens bestaan?
Integendeel. Mijn cognitieve vermogens blijven rondsnuffelen, maar iets in mij vertelt mij zonder woorden dat er niets ís om naar te snuffelen.
In alle bescheidenheid, uiteraard.
kees moerbeek zegt
‘Het universum kent geen criteria voor goed, kwaad, bescheidenheid of onbescheidenheid.’ Dit lees ik op de openingspagina als inleiding op je artikel, Henk.
‘‘Dharma’ kan worden vertaald als ‘Natural Law’, oftewel ‘Natuurwet’. Keown belicht hiervan twee aspecten. Ten eerste is de dharma de orde en regelmaat, die we aantreffen bij natuurlijke fenomenen als het opkomen en ondergaan van de zon, de opvolging van de seizoenen en de beweging van de sterren en planeten. Ten tweede is de dharma de universele morele wet. De Boeddha en andere verlichte wezens hebben de kenmerken hiervan ontdekt en niet verzonnen, voegt de auteur toe. Het is niet een of ander opperwezen dat de dharma heeft uitgevonden.’ Dit schreef ik zelf een tijdje geleden in een artikel over boeddhistische ethiek.
Hoe zit het nu werkelijk, bestaan goed en kwaad echt niet? Heeft de Boeddha het dan helemaal bij het verkeerde eind?
Henk van Kalken zegt
boeddhistische ethiek is gevangen in regels en voorschriften die door mensen zijn bedacht, Kees. Hetzelfde geldt voor de universele morele wet. Ik denk dat de soetra’s een – mooie – manier zijn om de ontdekkingen van Boeddha vast te leggen op schrift, zoveel eeuwen na zijn paranirvana. Daarmee is het niet onjuist of juist wat Boeddha gezegd heeft of zou hebben. Het is meer van: volg dit, doe dat en laat zus of zo en je zult jezelf bevrijden van de kringloop. Ik zeg niet dat het niet waar is, of onjuist, maar ik probeer liever mijn oorspronkelijke staat te ontdekken en voorbij te gaan aan begrippen als goed, kwaad, oorzaak en gevolg. Dat klinkt nogal anarchistisch. Dat is dzogchen ook. Het zij zo.
André Brouwers zegt
Beste dharmavienden,
Naar mijn inschatting kan de tweede case van de zogeheten Mumonkan behulpzaam zijn bij het vinden van een juist inzicht ten aanzien van het in deze discussie benoemde ‘dilemma.’
Gassho André
kees moerbeek zegt
‘Dat klinkt nogal anarchistisch.’ Blijkbaar ben je gehecht aan je ‘anarchisme’, is me al eerder opgevallen, Henk. Het kan zijn dat ik me vergis, excuses daarvoor.
Enkelen tooien zich graag met het etiket van het anarchisme. Het zou puur en vrijheidslievend zijn. Ook hangt er een zweem van superioriteit rond anarchisme. Anarchisten zouden de voorhoede zijn en het allemaal beter weten. De historische werkelijkheid is echter ontluisterend.
De Boeddha vraagt niet volg dit, volg dat en je zult jezelf verwijderen uit de kringloop. Het verbaast me dat je dit schrijft. Je vergeet iets essentieels en dat zijn juiste intentie, juist inzicht en juiste inspanning. Ook vergeet je wat de Verhevene aan de Kalama’s onderwees.
Inna Brockhoff zegt
Goed, kwaad. Bescheidenheid, on-beschijdenheid. Eerlijk, oneerlijk. En ga zo maar door.
Ik lees dit als telkens twee kanten van dezelfde medaille. Kwaad heeft goed ‘nodig’ om het te kunnen onderscheiden. Zo ook heeft on-bescheidenheid bescheidenheid nodig, en andersom, om waargenomen te kunnen worden. Ze zijn daarmee als ware afhankelijk elkaar, en vormen één van hetzelfde. Op zichzelf zijn ze niets, waarmee ze in wezen dus niet bestaan.
Het is de manier hoe wij de ‘medaille’ (het leven of wat dan ook) waarnemen én beoordelen. Of misschien moet ik schrijven: beoordelen en daardoor menen waar te nemen?
Henk van Kalken zegt
Ja, begrippen als goed en kwaad, Van Gendt & Loos, laurel & Hardy en zo nog wat, zijn dualistische begrippen die – zoals je terecht opmerkt – op zichzelf niet bestaan, maar alkleen bij de gratie van ons analyserend en oordelend denkvermogen.
G.J. Smeets zegt
Henk,
“‘Het universum kent geen criteria voor goed, kwaad…”
Ja hallo! maar jij zelf kent die criteria toch wel? Ooit van de casus Marc Dutroux gehoord?
“Nederigheid betekent voor mij: het heldere besef dat een ander niet anders is dan jezelf.”
Ik weet niet hoe de klok er bij jou bijhangt maar types als Marc Dutroux zijn echt heeeelemaal anders dan ik. En ik neem aan ook helemaal anders dan jij. Dat je daar niet ronduit voor uitkomt zal z’n redenen hebben maar het cliché dat “een ander niet anders is dan jezelf” is aantoonbare onzin.
Henk van Kalken zegt
De casus Marc Dutroux is een huiveringwekkend triest verhaal waar wij – bewoners van samsara – kwalificerende opvattingen over hebben. Het mooie van boeddhisme en dzogchen vind ik nou juist dat het uitnodigt de gebaande paden van woede en oordeel te verlaten en te beseffen dat er met mededogen naar slachtoffers en ook daders gekeken kan worden. Toen Mao Tse-Tung overleed kondigde de Dalai lama een nationale dag van rouw af en riep de aanvankelijk feestende Tibetanen op te beseffen wat deze massamoordenaar een gruwelijk karma op zich geladen heeft. En onzin, beste Goff, is alleen aantoonbaar met menselijke criteria waar ik nou juist aan voorbij probeer te gaan…
G.J. Smeets zegt
“En onzin, beste Goff, is alleen aantoonbaar met menselijke criteria waar ik nou juist aan voorbij probeer te gaan…”
Henk, kijk uit. Voorbij gaan aan ’menselijke criteria’ is precies wat (…) als Dutroux en Mao deden. Je zult het met me eens zijn dat ook jij je niet kunt verhouden tot dergelijke (…) (woord verwijderd uitgever) zonder je menselijke criteria.
Hendrik zegt
Henk, Ik probeer je te begrijpen. Worden criteria niet altijd door mensen bepaald – door wie of wat anders? Zou je een voorbeeld kunnen geven van niet menselijke criteria?
Henk van Kalken zegt
Nee. Criteria worden bedacht en bestaan niet inherent.
Hendrik zegt
Okay.
Misschien heeft “voorbij gaan aan menselijke criteria” een bepaalde betekenis in een context (Dzogchen?) waar ik niet bekend mee ben.
Ik associeer de zin “voorbij gaan aan menselijke criteria” vooral met de “crazy wisdom” traditie.
We weten inmiddels wel dat dat vooral een excuus was voor een gedrag, dat niet aan de “menselijke criteria” voldeed.
ps In de jaren 70 was ik wel onder de indruk van de boeken van de man die het begrip Crazy Wisdom introduceerde.
In 1980 ontmoette ik de man en sindsdien heb ik nooit meer een boek van hem geopend.
Henk van Kalken zegt
Criteria bestaan niet inherent. Dus bestaan er ook geen niet-menselijke criteria.
kees moerbeek zegt
Wat beweer je eigenlijk, Henk?
Henk van Kalken zegt
Ik denk niet, Goff, dat de leraren bij het hanteren van de term ‘voorbijgaan aan menselijke criteria’ het verkrachten en vermoorden van kinderen of massamoord op miljoenen mensen op het oog hebben. En eigenlijk denk ik dat jij ook wel weet hoe dit bedoeld wordt. Verder verkeer ik in de gelukkige omstandigheid dat ik me niet hoef te verhouden met ….. (woord verwijderd) van deze kwaliteit…