Deze woorden werden uitgesproken door Ananda, de neef en persoonlijke verzorger van de Boeddha. Volgens de traditie had hij een uitzonderlijk geheugen en reciteerde hij, tijdens het eerste concilie dat vlak na de dood van de Boeddha werd gehouden, alle leerredes.
Evam me sutam is dan ook, traditiegetrouw, de aanhef van elke sutta in de Pali-Canon.
In dit sutta Cula-Gopalaka-Sutta MN 34 (1) wordt een koeherder ten tonele gevoerd. Zoals een verstandige koeherder zijn diverse dieren naar de andere oever van de Ganges weet te brengen, zo weet de Boeddha zijn diverse soorten leerlingen naar de andere oever, dat wil zeggen het nirvana, te loodsen.
Eens verbleef de Verhevene in het land van de Vajji’s, aan de oever van de Ganges. Daar richtte hij zich tot de monniken:
“Monniken, er was eens een koeherder in Magadha die dwaas van aard was. In de laatste maand van het regenseizoen liet hij, zonder de oever aan gene zijde en zonder de oever aan de andere zijde van de Ganges geïnspecteerd te hebben, zijn koeien oversteken en dit op een plaats waar geen voorde was. Toen dan dromden de koeien midden in de stroom in een kring samen, kwamen in nood en gingen hun ongeluk tegemoet.”
“Evenzo is het gesteld met de asceten en brahmanen die niet op de hoogte zijn van deze en de andere wereld, niet op de hoogte zijn van de wereld van Mara en wat erbuiten valt en niet op de hoogte zijn van het rijk van de Dood en van wat erbuiten valt. Degenen die denken dat zij naar hen moeten luisteren en in hun vertrouwen moeten stellen, zij zullen lange tijd onheil en leed te verduren hebben.”
“Monniken, er was eens een koeherder in Magadha die verstandig van aard was. In de laatste maand van het regenseizoen liet hij, na beide oevers van de Ganges geïnspecteerd te hebben, zijn koeien naar de noordelijke oever in Suvideha oversteken, precies op een plaats waar een voorde was.”
“Eerst liet hij de stieren, de leiders van de koeien oversteken; deze kwamen veilig aan de overkant. Vervolgens liet hij de sterke koeien en de stieren die nog moeten getemd worden oversteken. Toen liet hij de jonge stieren en vaarzen, gevolgd door de zwakke pinken oversteken. Op een gegeven moment was er een pasgeboren, teer kalf dat, aangemoedigd door het loeien van zijn moeder, ook de stroom van de Ganges doorkruiste en veilig aan de overkant kwam.”
“Evenzo is het gesteld met de asceten en brahmanen die op de hoogte zijn van deze en de andere wereld, op de hoogte zijn van de wereld van Mara en wat erbuiten valt en op de hoogte zijn van het rijk van de Dood en van wat erbuiten valt. Degenen die denken dat zij naar hen moeten luisteren en in hun vertrouwen moeten stellen, zij zullen lange tijd heil en geluk genieten.”
“Net zoals de stieren, de leiders van de koeien veilig aan de overkant kwamen, zo ook die heilige monniken, die de mentale vergiften vernietigd hebben (2), die het heilige leven geleefd hebben, die gedaan hebben wat gedaan moet worden, die de last hebben afgelegd, die het hoogste doel bereikt hebben, bij wie de ketenen (3) die aan het bestaan binden, vernietigd zijn en die door volmaakt inzicht bevrijd zijn; ook zij hebben de stroom van Mara doorkruist en zijn veilig aan de overkant gekomen (= nirvana).”
“Net zoals de sterke koeien en de stieren die nog getemd moeten worden veilig aan de overkant kwamen, zo ook de monniken, die na het vernietigen van de vijf ketenen die aan het lagere bestaan binden, spontaan zullen verschijnen [in de Zuivere Verblijven] en daar het uiteindelijke nirvana zullen bereiken; ook zij zullen de stroom van Mara doorkruisen en veilig aan de overkant komen.”
“Net zoals de jonge stieren en vaarzen veilig aan de overkant kwamen, zo ook die monniken die na de vernietiging van drie ketenen en na de verzwakking van passie, haat en verwarring eenmaal terugkeerders zijn geworden en na nog eenmaal naar deze wereld te zijn teruggekeerd, een einde aan het lijden zullen maken; ook zij zullen de stroom van Mara doorkruisen en veilig aan de overkant komen.”
“Net als de zwakke pinken veilig aan de overkant kwamen, zo ook die monniken die na het vernietigen van drie ketenen stroombetreders zijn geworden; niet meer in staat zijn om nog terug te vallen, voorbestemd zijn tot volledig ontwaken; ook zij zullen de stroom van Mara doorkruisen en veilig aan de overkant komen.”
“Net zoals het pasgeboren, tere kalf, aangemoedigd door het loeien van zijn moeder, veilig aan de overkant kwam, zo ook die monniken die in vertrouwen de Leer volgen; ook zij zullen de stroom van Mara doorkruisen en veilig aan de overkant komen.”
“Monniken, ik ben op de hoogte van deze en de andere wereld, op de hoogte van Mara en van wat erbuiten valt, en op de hoogte van het rijk van de Dood en wat erbuiten valt. Daarom zullen degenen die denken dat zij naar mij moeten luisteren en in mij vertrouwen moeten stellen, lange tijd heil en geluk ervaren.”
Na dit gezegd te hebben sprak de Gezegende, de Leraar nog volgende woorden:
“Deze wereld en de andere wereld
zijn goed verklaard door hem die weet,
zowel wat in het bereik van Mara ligt
als wat buiten het bereik van de Dood valt.
Heel de wereld doorschouwend
heeft de Ontwaakte, hij die weet,
de deur van het doodloze geopend
om veilig het nirvana te bereiken.
De stroom van de Boze is doorkliefd,
vernietigd, van zijn kracht ontdaan.
Weest, monniken, uitbundig blij!
Jullie hebben veiligheid bereikt!”
(sutta ingekort)
1.Tenzij anders vermeld komen alle citaten van de Pali-Canon uit de vertalingen van Jan de Breet & Rob Janssen, uitgegeven bij Asoka / Bodhi;
2.’asava’: zinnelijke begeerte, verlangen naar wedergeboorte (bestaan) en onwetendheid.
3″>Vier stadia tot ontwaken.
Het boeddhistisch ideaal, de verlossing van alle lijden, kan volgens de oude leer niet in één keer bereikt worden. In de teksten komen vier stadia voor die men (eventueel gespreid over vele levens) moet doorlopen om het uiteindelijke doel te bereiken.
Geleidelijk moeten de ’10 ketenen’ die de mens aan samsara, aan dit zintuiglijk bestaan, binden verbroken worden:
1.Geloof in een permanente, onveranderlijke persoonlijkheid
2.Twijfel aan de Dhamma
3.Gehechtheid aan moraliteit en riten
4.Zinnelijke verlangens
5.Kwaadwilligheid
6.Verlangen naar de wereld der ‘Zuivere Vormen’
7.Verlangen naar de ‘Vormeloze Wereld’
8.Eigendunk
9.Innerlijke onrust
10.Onwetendheid, de oergrond van alle lijden.
In het sutta beschrijft de Boeddha de verschillende stadia, beginnend bij de ‘heilige’, arahat en eindigend bij degene die zijn/haar eerste stappen op het pad zet.
Ik geef hieronder deze stadia in opklimmende orde weer.
Na vertrouwen in de Leer te hebben gekregen wordt men:
Stroombetreder (sotapanna):
Bij deze persoon is ‘het oog voor de Dhamma opengegaan’, zoals soms gebeurde na het horen van een toespraak van de Boeddha en worden er 3 ketens doorbroken:
- Geloof in een permanente, onveranderlijke persoonlijkheid;
- Twijfel aan de Dhamma;
- Gehechtheid aan moraliteit en riten als zouden zij alleen voldoende zijn om tot ontwaken te komen.
(Er wordt gezegd dat deze persoon nog maximaal zeven levens te gaan heeft).
Eenmaal terugkeerder (sakadagamin):
Deze persoon heeft, naast het doorbreken van hoger genoemde drie ketens, ook nog volgende ketens verzwakt (maar nog niet vernietigd):
- Zinnelijke verlangens;
- Kwaadwilligheid.
(Deze persoon wordt nog eenmaal herboren).
Niet-meer-terugkeerder (anagamin):
Deze persoon heeft bovenop het vorige ook nog zinnelijk verlangens (4) en kwaadwilligheid (5) volkomen vernietigd.
(Na de dood gaat deze persoon naar een van de vele hemelen (de zogenaamde Zuivere Verblijven), hij/zij wordt niet meer herboren en komt, vanuit die Verblijven, tot ontwaken.)
Heilige (arahat):
Deze persoon heeft ook de laatste ketenen verbroken:
- Verlangen naar bestaan in de wereld der Zuivere Vormen;
- Verlangen naar bestaan in de Vormeloze Wereld;
- Eigendunk;
- Innerlijke onrust;
- Onwetendheid, de oergrond van al het lijden.
(Deze persoon komt, zoals de Boeddha, nog in dit leven tot ontwaken.)