Dit is de tekst van een toespraak die Ton Lathouwers heeft gehouden tijdens een zen-retraite in oktober 2011. Deze gesproken tekst is voor het Boeddhistisch Dagblad bewerkt tot geschreven tekst door tekstschrijver Paul de Jager.
‘Verschillende onderwerpen houden mij de laatste tijd bezig. Gelukkig veranderen die onderwerpen steeds; ze zijn nooit hetzelfde. Er loopt wel telkens een rode draad doorheen, alsof er in die onderwerpen, blijkbaar voor mij, iets heel wezenlijks aanwezig is.
Mijn innerlijk blijft in beweging en verandert en groeit voordurend. “Het enige wat blijft is verandering”, las ik ooit in een Japans zenklooster. Eigenlijk is dat prachtig. De laatste regel van de gelofte van de Bodhisattva gaat daar over: ‘De weg is oneindig lang en wij moeten hem blijven belichamen’. Natuurlijk zitten er herhalingen in mijn denken. Dat zijn ijkpunten die ik telkens opnieuw levend probeer te houden.
Het overlijden van zenleraar Masao Abe is één van de dingen die mij de laatste tijd bezig gehouden heeft. Hij is degene die ik het eerste tegen kwam op mijn zenweg. Toen ik hem ontmoette wist ik nog niet dat hij de belangrijkste woordvoerder van zen zou worden in het westen; hoe bijzonder hij zich zou uitdrukken op internationale conferenties, in ontmoeting met andere religies. Dat was echt ‘ontmoeten’. Van hem leerde ik hoe belangrijk het is om telkens je eigen woorden te vinden voor wat er in je leeft. En om dat te zien als iets wat hooguit de uitdrukking van dat moment is.
Masao Abe bleef getuigen van de zenweg zoals hij die ervoer en zoals hij die mee gekregen had van zijn leraar Shin’ichi Hisamatsu. Tijdens die conferenties kwamen regelmatig mensen naar hem toe die zeiden: “Wat ben ik blij. Christenen en Boeddhisten zijn uiteindelijk, in de grond, hetzelfde”. Daarop antwoordde hij steevast: “Nee, ze zijn anders. Bovendien is elk mens anders. Dus probeer dat unieke te zien en op een unieke manier te leven”.
Hij bleef erbij dat de verschillen even belangrijk zijn als de overeenkomsten. Want bij de ontmoeting tussen die verschillende mensen met die verschillende opvattingen springt de vonk over. Hij zei er bij: dat is ook in het gewone leven zo: De vonk springt over tijdens de ontmoeting tussen mensen, tussen mensen die anders zijn. Of als mensen een beroep op je doen. Heel concreet, in het dagelijkse leven.
Er is een paar jaar geleden, naar aanleiding van zijn tachtigste verjaardag, een boek verschenen met de titel: Masao Abe, a Zenlife of Dialogue. Daarin blijft hij, de titel van het boek zegt het al, hameren op de dialoog. Een dialoog tussen unieke mensen. Hij riep me op om diep in mezelf te kijken naar wat ik ervaar.
“Wat jij voelt, wat jou raakt, ook al raakt het niemand anders, blijf daarbij. Zelfs als je je beste vrienden kwijt raakt. Zelfs als je iedereen verliest, blijf daarbij”, stelde hij. Op mijn vraag hoe het verder zou gaan als ik zo consequent mijn eigen innerlijk zou volgen, antwoordde hij: “Niemand kan het je vertellen zelfs de Boeddha niet. Laat staan een zenmeester”. Dat unieke kwam in alle hoofdstukken van die dikke pil tot uitdrukking. 35 Hoofdstukken, 35 ontmoetingen op conferenties met theologen, protestanten, katholieken, boeddhisten.
Maar er was nog een ander punt. En dat is dat hij in persoonlijke gesprekken altijd benadrukte hoe belangrijk het is om te luisteren naar de ander. Ik heb ooit iemand horen zeggen dat we wel praten over koans, de traditionele koan, de fundamentele koan, maar dat de diepste koan in het leven de ander is. De ander die uniek is. En die op een totaal andere, unieke manier geraakt is door het onuitsprekelijke, door dat waar niemand een naam voor heeft. Christenen niet en Boeddhisten niet. Al noemen de laatsten het onuitsprekelijke: ‘Oorspronkelijk gelaat’. Oosterlingen spreken ook wel van ‘niets’, ‘nothingness’.
Ieder mens is uniek. Jij bent uniek en je staat tegenover iemand die uniek is. Daar gebeurt iets. Daar ontstaat de levende dialoog. Het is niet alleen de dialoog op de conferenties, en op studiedagen, maar ook de dialoog in het dagelijkse leven, in doodgewone situaties, die schijnbaar niets met zen te maken hebben.
In het laatste hoofdstuk van zijn boek gaat Masao Abe nader in op de vraag of we het moeten zoeken in de ontmoeting tussen religies of ontmoetingen tussen gewone mensen in het dagelijkse leven.
Hij herhaalt in het laatste hoofdstuk wat hij in al de andere hoofdstukken naar voren bracht: “Naast dat trouw blijven aan de eigen, unieke expressie, met de klemtoon op het unieke, heeft elke ontmoeting mij veranderd. Ik leer daarvan. Ik leer van katholieken, protestanten en van de Joodse traditie. Ik leer in het dagelijkse leven. Ik leer hoe wezenlijk het is een ander te zien als een ander. En dat de betrokkenheid bij de ander zo wezenlijk is”.
“Want”, dan zegt hij erbij: “Die betrokkenheid bij de ander is niet de sterkste kant van het boeddhisme en de zen”.
Er dreigt het gevaar van een soort quiëtisme, een passieve religiositeit. Masao Abe gaf dat toe. Ook als hem verweten werd dat het boeddhisme niet alleen quiëtistische, maar ook monistische trekjes heeft en dus alleen oog heeft voor de eigen leerstellingen.
“Ja. Dat is waar”, zei hij dan. Iemand anders verweet hem juist dat hij als boeddhist te veel naar andere religies keek. Hij luisterde dan en stelde zichzelf ter discussie.
Hij bleef trouw aan zijn eigen manier van uitdrukken, maar daarin veranderde hij voortdurend. Hij onderstreepte dat verandering wezenlijk is. Tijdens het lezen van zijn boek trof me telkens weer dat hij durfde te zeggen: “Ik ben blij dat u mij dat vertelt. Ik heb dat nooit zo gezien”. Daar vindt bij hem die innerlijke dialoog plaats.
Niet alleen thuis valt veel te leren. Onlangs sprak ik iemand die ver op reis geweest was. Hij vertelde mij hoe veel je kunt leren en hoe diep geraakt je kan zijn, door de betrokkenheid, de warmte, de menselijkheid en de diepte van anderen. Ook als ze nooit iets aan zen gedaan hebben. Dat is iets wat ik zelf steeds meer ontdek. Iets wat voor mij een heel grote rijkdom geweest is, naast het lezen van boeken van Masao Abe, naast de sesshins. Er zijn veel situaties waarin ik mensen ontmoet die niets van zen weten. Ze komen op mijn weg. Ik praat met ze. Ze brengen vaak iets tot uitdrukking waarvoor ik alleen maar diep kan buigen.
De zenweg is een stukje van mij geworden, een stukje van mijn leven. Net als de ontmoetingen met Masao Abe, net als de onmogelijke vraag blijven stellen, net als bijzondere leeservaringen die mij heel diep blijven raken. Maar het diepste en het meest wonderlijke is dat je het overal tegenkomt.
Dat lijkt misschien vanzelfsprekend, maar dat is niet zo. Net zomin als de gewone situatie in mijn leven thuis, met de gewone dingen die ik soms moet doen, en die niets met zen te maken lijken te hebben en die al mijn aandacht vragen, mij misschien wel meer gevormd hebben dan de traditionele zen. Hoe belangrijk ook, en hoe dankbaar ik ook ben voor het zitten, voor de ontmoetingen, voor de leraren, voor de getuigenissen van Masao Abe, ik kan niet zeggen waar ik het meeste dankbaar voor ben. Ik ben even dankbaar voor zen in al zijn verschijningsvormen als voor de ontmoetingen buiten de zen, met doodgewone mensen.
Aan het eind van zijn leven toont Masao Abe zich, net als zijn leraar Hisamatsu, zeer bezorgd over de situatie in onze tijd. Hij schrijft dan een soort oproep, een pamflet, waarin hij zijn diepe bezorgdheid uitspreekt over onze cultuur en onze tijd: Hij roept op om daarnaar te durven kijken.
Er is een heel klein boekje uit, van een 92-jarige Fransman. Het gaat om Stéphane Hessel; twee publicaties van zijn hand zijn in 2011 bij uitgeverij van Gennep Amsterdam verschenen, te weten ‘Neem het niet’ en ‘Doe er iets aan’).Deze roept daarin op: ‘Wees verontwaardigd, durf in opstand te komen!’
De Nobelprijs voor de vrede 2011 is toegekend aan drie vrouwen. Een van hen is 32 jaar oud. Dit zijn mensen die misschien nog nooit van zen gehoord hebben. Zij getuigen van de onmogelijke situaties die er in de wereld zijn. Neem alleen al de discriminatie van vrouwen. Overal wordt daarvan getuigd, ook in zen, in elke religie. Ook van de grote achterstand die er is tussen rijk en arm, de grote problemen in onze maatschappij met de eenzijdige aandacht voor financiën, techniek en economie.
Zoveel getuigenissen
Masao Abe stelde zich de vraag waar de redding vandaan komt. Komt die van de ontmoeting met de kerken? Komt die van het zenboeddhisme of van het christendom? Of komt die van heel gewone mensen die nog nooit wat met deze stromingen gedaan hebben?
Zijn antwoord is ontroerend: “Ik weet het niet. Wij moeten die vraag midden in ons hart leggen en naar allebei luisteren”.
Hij beroept zich ook op Hisamatsu: “Wij met zijn allen, van over de hele wereld, zen of geen zen, moeten die vraag levend houden. De vraag, de zorg en de angst levend houden, ook de onrust en het geraakt zijn.
Over dat ‘geraakt zijn’ wil ik het ook hebben. Kunnen we überhaupt iets doen? Want dat is altijd een thema dat naar voren komt tussen boeddhisten en christenen: Waar blijft het engagement? Waar blijft de betrokkenheid?
En dan zegt Masao Abe: “Ja, daar kunnen wij boeddhisten, leren van het Westen. Dat de geschiedenis iets is waar wij middenin staan en dat wij moeten proberen de loop van de geschiedenis te veranderen. Zonder te weten precies, waar het uiteindelijk op uit komt.
De tijd en de geschiedenis serieus nemen, handelen, dat is, zoals gezegd, niet de sterkste kant geweest van zen. Ik vind het heel ontroerend dat de grootste verdediger van zen dat durfde te zeggen. Hij wil niet overstappen, maar leren.
De officiële boeddhistische traditie lijkt egocentrisch: ‘Ik mediteer voor mijzelf en de ander komt later’. “Nee”, zei Masao Abe, “Het meest wezenlijke is die ander. Tegelijkertijd met dat mediteren voor jezelf”. Dat blijft een mysterie. Misschien los je het op door te zeggen dat iemand die mediteert zichzelf ontledigt. Daarmee laat hij de ander en alle concrete problemen binnen en kijkt daarnaar.
Mijn Chinese Ch’an-meester Teh-cheng legde altijd de nadruk op de Avatamsaka soetra. Daarin staat dat zonder het hart van mededogen en betrokkenheid de meditatie van geen waarde is. In het begin schokte mij dat. Dat was een ander plaatje als wat ik had. Maar het werd mij zo ingeprent dat het voor mij de werkelijkheid ingrijpend heeft doen kantelen.
Waar gaat het om? Ik heb de diepe neiging om de meditatie, de koanstudie en de zenwijsheid te gebruiken om mij beter te voelen. Rustig worden, ook belangrijk. Maar dat is mij nooit gelukt. Veel heb ik opgestoken van mijn Koreaanse meester Sanoenim. Ik verbleef acht maanden in zijn klooster. Hij sprak slecht Engels. Gelukkig maar, want daardoor heb ik alles wat hij te zeggen had onthouden. Hij sprak in korte Engelse gezegden:
Waar gaat het allemaal om?
“Dont know, don’t know”.
En wat moet ik dan in Godsnaam gaan doen?
“Only go straight”.
Ja, maar ik zit met een groot probleem.
“Yes, put it all down”.
Maar ik denk dit en dat en voel me zo-en-zo.
“Don’t make I, my, me”.
Sansoenim zei ook altijd: “Ga terug naar je dagelijkse leven”. Voor mij was dat niet gemakkelijk. Ik ben van huis uit een boekenman en dat is heel waardevol geworden. Sansoenim zei ook tegen een leerling: “Je toont geen betrokkenheid”. “Ja, maar ik moet juist alle problemen loslaten”, antwoordde de leerling. “Nee”, zei hij, “Dat moet je niet”. En dan gaf hij een tekst uit de Pianu over Chou Choe. Yoshu heet hij in het Chinees, een heel wonderlijke man. Toen hij tachtig was, zei hij:
“Ik begin een glimpje te ontdekken van waar het over gaat”.
Tachtig jaar. Nou, ik word ook tachtig, ik krijg ook een beetje hoop.
De Pianu is een heel oude tekst. In een commentaar op het tweede hoofdstuk van de Pianu staat dat toen, in de tiende eeuw, de meeste beoefenaren van zen al spraken over gebrek aan betrokkenheid. Het is immers allemaal goed zoals het is?
‘ Ik mediteer in de ochtend- en de avondzon, eens in de maand is er een regenbui,
(in Nederland wat frequenter). Ik klop op mijn buik en ik heb geen enkel probleem’.
Is dat goede zen? Ja, dat is goede zen, helemaal goed. Maar, zegt die tekst: veel mensen herhalen hetzelfde lied. En dat is wat er mis is. Dat kan niet. Het gaat in zen om jouw unieke roeping. Voor sommige mensen geldt dat het leven helemaal goed is zoals het is. Die hebben blijkbaar een zodanig diep vertrouwen dat er voor betrokkenheid geen plaats is. Dat gold bijvoorbeeld voor Shinran, de Japanse Stichter van de Zuivere Landrichting. Die had dat.
Overigens werkte Shinran ontzettend hard voor de gewone mensen. In het gewone bedrijf, in de keuken, overal. Net als Theresia van Avila, met alle mooie verschijningen, die aan het eind van haar leven zegt: “Ik vind God nog het meest tussen de potten en de pannen”.
Het is aan ieder mens om te bepalen of hij betrokkenheid toont of niet. Maar als iedereen zegt niet betrokken te zijn, of bezorgd te zijn, dan is er iets mis.
Waarop slaat die betrokkenheid? Misschien betreft het onze hele cultuur, misschien onze eenzaamheid. Misschien onze mislukkingen, ons falen.
Zenmeester AMA Samy beschrijft in één van zijn laatste boeken de ontdekking, dat het ouder worden gepaard gaat met zo veel wat niet lukt. In plaats van dat het stroomt in ons is er mislukking.
Net zo goed als Shinran zegt: “Ik kan niks, het is enkel en alleen genade”.
Shinran was dan weliswaar onbezorgd, maar hij liep tegen een andere muur op: die van zijn eigen mislukking. Een ander loopt tegen zijn eenzaamheid op, of tegen zijn onmacht om lief te hebben, of tegen zijn onhandigheid in het leven tussen andere mensen. Zoals ik me bijvoorbeeld behoorlijk onhandig tussen mensen kan voelen.
Wat kan ik doen? Wat kan ik überhaupt doen tegenover alles wat op mij af komt? Alles wat het bestaan is. Al die vragen. Het antwoord is: erbij blijven.
En later wordt door Masao Abe herhaald hoe belangrijk betrokkenheid is. En dat het boeddhisme, ook de zen, daarover moet leren in de ontmoeting met andere religies.
De Franse schrijfster Marguerite Yourcenar schrijft ook indringend over de onderwerpen die ik hier aankaart. De Nobelprijs heeft ze nooit gekregen, maar ze was wel de eerste vrouw die werd toegelaten tot de Academie Française. ‘Het hermetisch zwart’ is een bekend boek van haar. Ze schreef het boekje ‘Met open ogen’. Dat gaat over het met open ogen tegemoet gaan van de dood, over ouder worden, het afscheid, het onherroepelijke van alles, over haar zoektocht en het authentieke. En over het zichzelf tegenkomen.
Ze heeft een keer een verhaal geschreven over Kali. Kali die zozeer de vernietiging in zichzelf voelt dat zij die ten uitvoer brengt. Zij voelt zichzelf zozeer mislukt dat haar leven één wanhoopskreet is. En dan komt ze bij de Boeddha. Die zegt: “Juist omdat jij de zinloosheid van begeren en verlangen zo volledig tegen bent gekomen, dat je daarin zo bent doodgelopen, daarom zal het misschien voor je open gaan”.
Dat is dezelfde barmhartigheid als bij Shinran. Dat is het ontdekken van een muur en dan ontdekken wat voorbij die muur is. Zó bevrijdend. Shinran kon alleen maar zijn handen vouwen van dankbaarheid omdat hij wist: het doet er niet toe dat ik mislukt ben.
In het boek ‘Met open ogen’ vraagt een interviewer aan Marguerite Yourcenar:
“U heeft zich eens laten ontvallen dat u regelmatig de gelofte van de Bodhisattva uitspreekt. Wilt u dat ook in dit interview voor mij doen”?
Yourcenar antwoordt daarop: “Ik aarzel of ik de ‘vier boeddhistische geloften’ die ik in de loop van mijn leven inderdaad vaak voor mezelf heb vernieuwd, nu op dit moment voor u zal opzeggen, want een gelofte is een gebed, en nog geheimer dan een gebed”.
Dat was voor mij een eyeopener. Spreek die dingen niet te gemakkelijk uit. Of zie in elk geval hoe gauw het gemakkelijk wordt als je de gelofte opzegt tijdens een zenretraite.
Yourcenar zegt eigenlijk: ‘Dit religieuze gebied is intiemer dan naakt zijn. Ik kan de geloften niet zomaar opzeggen voor de microfoon’.
Voor Yourcenar zijn de vier geloften haar hele leven ijkpunten geweest. Bij alle indrukken die op haar afkwamen in het leven. Bij alle mogelijke ontmoetingen met mensen. De geloften zijn menselijkerwijs onmogelijk, toch moet ik ze levend houden. Daarin ligt de diepste uitdrukking van mijn bestaan. Kan ik überhaupt iets doen? Of ben ik eigenlijk machteloos? Moet ik mijn ogen sluiten voor alles wat er is?
Moet ik vertrouwen op God of op de Boeddhanatuur? Heb ik een zodanig diep vertrouwen?
Tegelijk moet ik concluderen dat ik niets kan. Dat wil ik eigenlijk niet uitspreken.
Zit ik hier in een impasse? Ja, en daarom spreek ik dat wel uit en daarom houd ik dat levend. Het gaat om het belangrijkste wat er is: Dat alles onvoorwaardelijk goed komt. Voor iedereen en voor alles. Al weet ik niet wat dat is. Dat het te maken heeft met de pijn, het lijden, de wanhoop, de dood van alles en iedereen. Dat het daar mee te maken heeft en dat ik nooit mijn ogen mag sluiten. Het lijden wordt geheeld en dat is mede te danken aan wat ik doe. Al is het nog zo klein. Al is het maar boeken schrijven, een gesprek. Al gebeurt het op mijn onhandige manier en ook al wordt het een mislukking. Ik moet het blijven uitdrukken.
De geloften van de Bodhisattva zijn inderdaad de ijkpunten in mijn leven. Daarom herhaal ik ze steeds. Het houdt mij open om te beseffen dat alles wat ik doe ook te maken heeft met dat grote geheel, al weet ik niet hoe, en met dat grote verlangen.
Met dat diepe en grote verlangen dat Hisamatsu uitdrukt; het diepe verlangen van de mensheid naar bevrijding van het ware zelf. Wat dat ook is. Zonder invulling.
Tot slot vraagt de interviewer aan Yourcenar: “En bent u die geloften ook nagekomen”?
“Eén op de duizend keer”, antwoordt ze, “Maar het is al iets als je er aan denkt”.
En dat we het levend houden, misschien is dat wel het allerbelangrijkste.
En dat we het niet kunnen weten.
Ik vond het getuigenis van betrokkenheid van Yourcenar onverwacht en indrukwekkend. Marguerite Yourcenar stelt een diepe betrokkenheid centraal in plaats van onverschilligheid.
Die getuigenissen zijn voor mij ook ijkpunten geweest, door alles heen.
We gaan terug naar de stilte.’
Sjoerd zegt
Prachtige tekst. Het vat samen wat ik als kompas in m’n leven heb ervaren. zonder er woorden aan te kunnen geven. Ook al mislukt het, als de intentie en betrokkenheid op de ander oprecht zijn, dan is je best doen goed genoeg.
Patrick Lemahieu zegt
Niet “Pianu” maar “Pi-Yen-Lu” (blauwe rots)