Je hebt een andere cultuur nodig om je bewust te worden van je eigen cultuur. Door de confrontatie met het boeddhisme werd het mij steeds duidelijker hoe wij hier in het Westen geobsedeerd zijn door twee vragen: ‘wat is de waarheid?’ en ‘wat moet?’. Het lijkt zo vanzelfsprekend. Is er iets belangrijker dan dat? Maar het boeddhisme heeft aan deze twee vragen nooit veel belang gehecht. Het boeddhisme is veel meer bezig met de vraag: ‘wat helpt?’
Al deze vragen zijn niet volledig onafhankelijk van elkaar. De waarheid spreken, het juiste spreken, is ook in het boeddhisme belangrijk. Maar er zijn twee soorten waarheid. Als iemand zegt dat het mooi weer is, en je kijkt door het raam en je ziet de regen stromen, dan is dat duidelijk niet de waarheid. Maar als iemand zegt: ‘In den beginne schiep God hemel en aarde’ dan helpt het niet om door het raam te kijken. Er zijn toetsbare waarheden en niet-toetsbare, ultieme waarheden.
Ultieme waarheden worden in het boeddhisme met grote argwaan bekeken. Ze kunnen een belangrijke bron van lijden worden. Kijk maar naar de vele ideologische conflicten in de wereld. Toetsbare waarheden zijn niet absoluut maar relatief. Er zijn conventies over wat de woorden betekenen. Ik herinner me hoe op reis in Hangzhou, een van de mooiste en meest idyllische plekken in China, iemand ons aansprak en zei: ‘Jullie hebben geluk, het is mooi weer vandaag’. Het was grijs en mistig, en de lucht was vochtig, net niet genoeg om het motregen te noemen. Maar blijkbaar kan het daar verzengend heet worden als de zon doorbreekt. Dat was hun visie op mooi weer.
Waarheid duldt geen tegenspraak. Er kunnen geen twee verschillende waarheden en geen twee verschillende wetten zijn. Maar op de vraag ‘wat helpt?’ zijn ontelbaar veel antwoorden mogelijk. Het hangt af van de persoon, de plaats, het ogenblik, de cultuur … Dat verklaart dan ook de enorme veelvormigheid van het boeddhisme.
Jon Kabat-Zinn vertelde hoe hij aan een oude Chinese zenmeester ging vragen of het wel oké was om mindfulness te introduceren in een ziekenhuis, zonder boeddhistische context. Als hij het over de Boeddha zou hebben, zou dat wellicht mensen afschrikken. Het laconieke antwoord van de zenmeester was: ‘Drop the Buddha’. MBSR is dus geen boeddhisme, maar het verhaal is wel héél boeddhistisch. Het gaat niet over de waarheid maar over wat helpt. Dus als de Boeddha daarbij in de weg zit: ‘Drop the Buddha’.
Jon Kabat-Zinn vertelde mij ook, over zijn eerste ontmoeting met de Dalai Lama. De nacht ervoor had hij geen oog dichtgedaan. Wat als de Dalai Lama zijn werk met mindfulness niet oké zou vinden? De eerste vraag die de Dalai Lama hem stelde was: ‘Helpt het mensen?’ Als je naar het boeddhisme kijkt vanuit de vraag: ‘wat helpt?’, dan valt veel op zijn plaats. En veel discussies in de trant van ‘wat zegt het boeddhisme over …’, verliezen hun betekenis.
Vastklampen aan ultieme waarheden kan een grote bron van conflicten en lijden worden. In de Palicanon heet het ‘een wildernis van meningen, die gepaard gaat met lijden’. En ook in andere boeddhistische tradities: de mahayana sutra’s, de prajnaparamita-literatuur, de koans … ze ontwikkelen allemaal hun eigen literaire stijl om ultieme waarheden te ondermijnen.
Ook hier blijft de vraag ‘wat helpt?’ De Boeddha zal maar heel zelden iemands common sense ondermijnen. Meestal helpt dat niet. Als Vachagotta hem vraagt of er een zelf is, dan weigert de Boeddha te antwoorden. Als Ananda hem achteraf verbaasd vraagt waarom, antwoordt de Boeddha: ‘dan zou ik hem alleen maar in de war gebracht hebben’.
De zenkoans daarentegen, gaan er frontaal tegenaan. Maar zen situeert zich in een context waarin ook veel andere boeddhistische teksten en praktijken aanwezig zijn. In een Chinees chanklooster reciteren de monniken ook de naam van Amitabha buddha en zingen ze mantra’s en dharani’s. Zen daaruit lostrekken is niet altijd hulpvol.
Ooit was Philip Kapleau’s ‘Three Pillars of Zen’ de te lezen zenklassieker. Hij vertelt over zijn verbazing bij zijn eerste bezoek aan Japan, hoe een zenmeester boog voor een beeld. ‘De oude zenmeesters spuwden op beelden, waarom buigt u ervoor’, riep hij uit. De zenmeester antwoordde nuchter: ‘Als je er liever op spuwt spuw je, ik buig liever.’ Zen is op een vreemde manier in het Westen binnenkomen. Maar ook dat ging over de vraag wat hielp, op dat ogenblik in die context.
In een klooster in Azië vind je honderden beelden, boeddha’s en bodhisattva’s, monsters en demonen. Een figuur die mij de laatste keer erg opviel was Dizang bodhisattva. Ik ging erover lezen en leerde hoe Dizang tijden de Tang dynastie de bodhisattva van de Chinese onderwereld werd. Er was in die periode een opvatting ontstaan dat de overledenen in de onderwereld berecht werden door tien rechters om vandaar naar hun volgende bestemming gezonden te worden, vaak een van de vele hellen. We kunnen dat gemakkelijk afdoen als pure superstitie. Maar: wat helpt?
Het boeddhisme van die tijd plaatste Dizang in die onderwereld. Ng Zhiru noemt hem in zijn boek hierover: ‘A ray of light in the Ten Kings’ dark courts’. In beelden en verhalen wordt verteld hoe Dizang clementie kon verkrijgen. Hoe hij aanzette tot mededogen voor de veroordeelde, maar ook van de veroordeelde voor de mensen die hij in zijn leven onheus behandeld had. En die boodschap bereikte ook de nabestaanden, die hoopten op een goede bestemming voor hun overleden voorouder.
Wil dat zeggen dat wij nu ook in de duistere Chinese onderwereld met zijn strenge rechters moeten gaan geloven? Uiteraard niet. Evenmin als we hier moeten geloven in de Indische visie op reïncarnatie. Wat daar hielp, helpt daarom hier niet.
Aan ons om telkens opnieuw de vraag te stellen en te beantwoorden: wat helpt?
Siebe zegt
Ja, voor mij voelt dat tegelijkertijd ook als zwakte.
Ik vind dat veel boeddhisten vaak alleen maar het wereldlijke edele pad zien en niet het boven-wereldlijke (MN117). Sorry voor deze misschien aanmatigende toon maar ik meen het wel.
Wat behulpzaam is, wordt verdienstelijk genoemd. Dat bevrijdt niet van lijden. Een arts kan een ziekte bestrijden maar het eindigt niet het lijden. Je kunt iemand een leuke dag bezorgen maar dat eindigt niet het lijden etc. Het zijn een soort lapmiddelen.
Het is zeker verdienstelijk maar zo eindigt lijden niet echt.
Veel mensen (ook boeddhisten) lijken totaal niet verbonden met het boven-wereldlijke Pad, wat altijd al puur was, is en zal zijn, voorbij verdienste en onverdienste, passieloos, niet strategisch van aard, niet doelmatig. Terwijl alleen dat bevrijdt van lijden, leren de suttas.
Veel mensen zijn naar mijn smaak nog heel erg betrokken bij een wereldlijke ideologie van maken, produceren, creëren, tot stand brengen, construeren. Alsof men nog steeds gelooft dat deze investering in alles wat tijdelijk is, de weg naar heil is.
In de christelijke mystiek zeggen ze…dan staat God nog altijd niet centraal in je leven, en in Dhamma zegt men dat de geest dan nog altijd niet gekeerd is naar de Dhamma.