Deze week ben ik aan het koken voor een zenretraite op de Noorder Poort (in Wapserveen).
Gisteren hield Jiun roshi, (onze zenmeester) een toespraak over de koan: ” je zit op de top van een honderd meter hoge paal. Wat is je volgende stap? Met andere woorden: je zit al zo’n vijf of zestal dagen in sesshin en je ruikt de verlichting. Je voelt dat je één bent met dat wat er is. Maar dan? Wat ga je dan doen? Blijf je daar mooi zitten? Of ga je naar beneden om anderen te helpen? En dat ‘anderen helpen’ klinkt natuurlijk heel mooi, maar is helemaal niet zo makkelijk. Zodra je maar enigszins de notie hebt dat je helpt, of dat je goed doet, zit je er helemaal naast. Althans zo wordt dat beschouwd in zen.
Dus…waar het om draait in de boeddhistische beoefening is om ‘er te zijn met een open geest’. Om alles en iedereen die je tegenkomt te ontmoeten zonder vooropgezette mening, opvatting, idee. Zonder het idee dat je überhaupt aan het helpen bent.
In de zentraditie wordt dat ‘niet weten’ genoemd. Met dat niet- weten wordt niet bedoeld dat je niets meer weet. Het is niet zo dat je de rest van je leven als een halve gare door het leven moet gaan.
Er wordt mee bedoeld dat je leeft vanuit een open mind. Dat je de ander of het andere ontmoet vanuit een open geest. Bijvoorbeeld een Palestijn die een Israëliër (of andersom) ontmoet en daar alleen maar een man ziet staan. Een man die zeer waarschijnlijk ook gewoon verlangt om gelukkig te zijn.
Klinkt ook allemaal mooi. Maar hoe makkelijk is dat?
Ik denk dat je altijd er meningen en opvattingen op na zult houden. En daar is niets mis mee.
Het wordt een probleem als je verstart in dat ‘Ik heb gewoon gelijk’.
Zen beoefenen betekent voor mij mijn geest flexibel te houden. Het is voor mij een levenslang onderzoek naar dat wat ik ‘zelf’ noem. Om te kijken naar mijn opvattingen en ideeën en ze met een flinke korrel zout te nemen.
Ik las in een stukje op internet over tunnelvisie dat onze hersenen ‘erop gemaakt’ zijn om die ideeën en meningen en opvattingen in stand te houden. De hersenen filteren namelijk voor ons de belangrijke informatie uit wat we zien, horen, ruiken of proeven en dat onthouden we. Daardoor hoeven we niet steeds bij elk ding of bij elke persoon opnieuw te onderzoeken wat we ermee kunnen of moeten doen, maar grijpen we automatisch terug op datgene wat we er al over weten.
Handig
Een nadelig gevolg is dat we daardoor niet meer goed kijken naar wat er werkelijk aan de hand is, of hoe die andere persoon werkelijk is. We bekijken de wereld door de bril van onze opvattingen over die wereld. We zijn niet meer onbevangen. We benaderen het meeste vanuit een tunnelvisie. Vanuit wat we er al over weten. Eigenlijk, als je het goed bekijkt, hebben we volgens onszelf altijd gelijk.
Zelf merk ik hoe snel ik een idee of mening heb over iets. Hoe snel ik bijvoorbeeld ook een idee heb over iemand anders. “Oh, dat is een aardig mens, daar kan je mee lachen” of getver, daar heb je háár weer…dat arrogante kreng…
Ik betrapte mezelf deze week ook op zo’n tunnelvisie. Ik telefoneerde met mijn vriendin en merkte dat het er mij veel aan gelegen was om haar er van te overtuigen dat een bepaalde persoon niet deugde. Ik dacht: ‘Hoe kan het nou dat ze dat niet ziet? Het is toch overduidelijk dat dat een heel egoïstisch persoon is?”
Vandaag realiseerde ik me dat. Gênant gewoon. Dan mediteer ik al zo lang. En nog steeds kan ik mezelf dus helemaal verliezen in een overtuiging. Bevangen raken in een mening.
Zo moeilijk is het dus om de volgende stap te zetten vanaf een honderd meter hoge paal.
Misschien dat je er geregeld met een rotsmak vanaf klettert. Maar ach…dat leidt dan toch ook weer tot een inzicht over je eigen kleine zelf, hoe beschamend ook.