Kortgeleden maakte ik kennis met de gedichten en essays van Muso Soseki. Dit soort ontdekkingen gaat vrij eenvoudig tegenwoordig: typ op (bijvoorbeeld) Amazon.com een favoriet boek in en je krijgt: customers who bought this item also bought… Een verkooptruc die werkt bij mij, ik kijk meestal even en soms zit er dan iets bij wat me aanspreekt.
Met Muso Soseki was het liefde op het eerste gezicht. Zijn heldere en simpele (natuur)beschrijvingen, zijn verwijzingen naar de oorspronkelijke leegheid – die wat mij betreft voelbaar aanwezig is in veel van zijn gedichten – van ons bestaan, doen me oplichten en herinneren aan een andere geliefde dichter–zenmonnik–kluizenaar: Ryokan.
Muso Soseki leefde in de 13e – 14e eeuw en werd geboren in de voormalige Japanse provincie Ise – gelegen in de huidige prefectuur Mie. Toen hij 9 jaar oud was, ‘gaf’ zijn vader hem aan een shingon tempel (shingon is het Japanse esoterische boeddhisme)zodat hij een religieus leven kon leiden. Op zijn 18e schoor hij zijn hoofd kaal, werd monnik en weidde zich aan de bestudering van de boeddhistische teksten. Tot hij bij de dood van een geleerd boeddhist aanwezig was en zag dat deze op zijn angstig sterfbed helemaal niets aan al die geleerdheid had. Hij bezocht meerdere leraren en ging op pelgrimstocht op zoek naar waarachtig mededogen en verlichting. Hij beoefende zen en jaren later, hij was inmiddels 30, bevestigde een leraar zijn realisatie.
Muso werd een van de bekendste monniken van zijn tijd. Hoewel hij niet geïnteresseerd was in de hiërarchische zenwereld en een groot deel van de volgende 20 jaar in afgelegen tempels en kluizenaarshutten leefde, stichtte hij meerdere tempels en had hij veel leerlingen. Ook was hij de vertrouweling van enkele heersers.
Muso schreef prachtige gedichten en brieven, maar is toch vooral bekend geworden doordat hij wordt gezien als de grondlegger van de beroemde zen–rotstuinen. De laatste 10 jaar van zijn leven weidde hij zich voornamelijk aan zijn tuinen. Hij vestigde zich in een kleine tempel aan een rivier even buiten Kyoto en op 29 september 1351 schreef hij zijn laatste gedicht.
In de echte wereld,
de zuivere wereld,
bestaat geen onderscheid.
Waarom wachten
op een andere tijd,
een andere zegswijze
van de leerrede op de Gierenberg*,
die zijn er al.
Wie zoek je nog
voor het onderhouden van de Weg?
Het onderstaande gedicht vind ik heel mooi:
Vraag niet achterdochtig
waarom ik mijn poort gesloten houd
en alleen leef.
Door het licht te verbergen,
schenk je licht.
Het dondert en dondert,
maar niemand hoort het.
Anderzijds zegt men:
de vallei is zo diep,
dat de draak pas laat verschijnt.**
Wat mij betreft spreekt het gedicht (zoals alle poëzie) voor zich – of niet.
Maar misschien dat een toelichting van enkele termen uit een andere cultuur het gedicht een extra dimensie kan geven. In ieder geval vind ik het zelf een prettig tijdverdrijf om de mogelijke gedachte achter de beeldentaal te benoemen.
Blijkbaar is het van alle tijden dat werelds ingestelde mensen achterdochtig zijn tegenover monniken en kluizenaars. Er zijn mensen die zo’n leven beschouwen als een vlucht voor de aardse werkelijkheid, verantwoordelijkheden of voor jezelf. Dat kan het inderdaad ook zijn.
Er zijn echter mensen die de (tijdelijke) afstand tot de mensenwereld als bevorderlijk ervaren op hun zoektocht naar meer inzicht in de ware aard van de werkelijkheid, voorbij de uiterlijke verschijningsvormen die we met onze zintuigen waarnemen en die de meer wereldse mens voor de laatste werkelijkheid houdt.
En er zijn mensen die onthecht zijn van de verlangens, hoop en angsten die het grootste deel van de mensheid in zijn greep houdt en werkelijk het gelukkigst zijn met een eenvoudig leven in een klein hutje in een natuurlijke omgeving. Hun diepste vervulling is niet afhankelijk van hoe anderen hen zien en daarom hoeven zij zich ook niet in te spannen om op een bepaalde manier gezien te worden. Dat maakt het leven een stuk eenvoudiger. Muso komt mij voor als horend bij deze laatste categorie mensen.
Dan volgt de paradoxale en cryptische zin ‘door het licht te verbergen, schenk je licht’. Wie het licht/zijn licht verbergt, keert het licht naar binnen, wordt hier volgens mij bedoeld. Het taoïstische geschrift Het geheim van de gouden bloem gaat hierover. In plaats van je aandacht fragmentarisch op allerlei deelgebieden van de buitenwereld te laten schijnen – wat versplinterend en energieverslindend kan werken – keer je in en richt je je aandacht op je innerlijk. Wie door dit zelfonderzoek volledig helder en wakker wordt, is transparant. Wie transparant is, straalt. De verkregen inzichten kunnen met grote helderheid en precisie in de buitenwereld worden ingezet. Eerst naar binnen en vervolgens op een volledig vanzelfsprekende manier naar buiten: door het licht te verbergen, schenk je licht.
‘Het dondert en dondert, maar niemand hoort het,’ is de volgende zin. De donder is een hexagram (51) van de I Tjing, een van de oudste, taoïstische wijsheidsboeken, dat veelal als orakel gebruikt wordt, maar zeker ook een filosofisch werk is. In de I Tjing*** die Han Boering schreef staat bij dit hexagram onder meer:
‘Dit is het hexagram van de schrik en de donder. Het is een plotselinge, heftige verandering die het gewone leefpatroon verstoort. Dit hexagram is als een aardbeving, als een donderslag die je leven door elkaar schudt; een onverwachte gebeurtenis die je op doet springen en je laat realiseren dat het leven anders in elkaars steekt dan je tot nu toe dacht. Daarom zegt het Beeld dat je je leven onderzoekt en in orde brengt. Want de Donder is tegelijkertijd een, alhoewel plotseling, nieuw begin.’
‘De Donder [kan] vertellen over een wisselwerking tussen jouw en de wereld. Maar de interactie kan zich ook afspelen tussen de verschillende niveaus in je eigen persoonlijkheid… de schok komt uit het diepste van jezelf.’
Die schok moeten we opvangen, we moeten ons ertoe verhouden zonder dat we erdoor uit het lood geslagen worden ook al zit de schrik er in. ‘Het dondert en dondert, maar niemand hoort het,’ schrijft Muso. Deze schokken – is een manier om deze zin te lezen – komen in ieders leven voor, maar niemand hoort ze. Oftewel: we gaan er vaak niet op de juiste manier mee om. We kunnen de plotselinge, soms heftige veranderingen in ons leven beter aanvaarden en onderzoeken en vervolgens opnieuw beginnen – zoals dat bij een aardbeving ook gaat. Maar vaak proberen we na een schok zo snel mogelijk alles weer bij het oude te krijgen, of we laten ons er door meeslepen en komen in opstand of worden juist nihilistisch. Een ‘objectieve’ beschouwing van het voortdurend veranderende eigen leven en het welbekende leefpatroon is vaak lastig. Deze ‘objectiviteit’ is doorgaans beter op te brengen wanneer we ons niet persoonlijk aangevallen voelen. Hierdoor wordt ons waarnemen helder en kunnen we beter een passend antwoord op de schok, de donder vinden. Een antwoord dat tegelijkertijd een nieuw begin is en geen voortzetting van het oude, voorbije.
Anderzijds zegt men:
de vallei is zo diep,
dat de draak pas laat verschijnt.
De vallei is een taoïstisch symbool van vruchtbaarheid, daar komen dingen tot bloei. Maar hij is diep, je kunt er dus maar moeilijk bijkomen. En de draak staat symbool (in China en binnen zen) voor onder meer verlichting, de confrontatie met onze diepste angsten, lente en geluk. Na het redelijk harde oordeel dat mensen niet goed luisteren, toont Muso hier zijn milde kant: het valt ook allemaal niet mee, het leven. Het kost veel moeite en je moet veel moeite doen, en daarom komen we vaak pas laat tot bloei, of doorschouwen we pas later in ons leven de ware aard van de werkelijkheid. Dat getuigt van mededogen met de menselijke conditie
Zoals gezegd houd ik ervan om dit soort teksten op deze manier te overdenken.
Maar boven alles word ik tijdens het lezen steeds weer geraakt door de woorden zelf en de ruimte tussen de woorden. Ware woordkunst.