De vierde Bodhisattva-gelofte, zoals we die in de Mahakaruna Chan-traditie reciteren is:
‘Hoe oneindig het pad van ontwaken ook is, ik ga daarvan de belichaming aan.’
Het is een Chinese herformulering van de vierde Edele Waarheid. De vertaling is niet helemaal letterlijk, maar Chinees is nu eenmaal moeilijk letterlijk te vertalen. Een andere vertaling klinkt: ‘Hoe eindeloos de Boeddha-weg ook is, ik beloof hem ten einde te gaan.’
Recent hoorde ik iemand in een lezing zeggen: het pad van meditatie is een lange en harde weg die uiteindelijk tot de verlichting leidt. Het lijkt op het eerste zicht hetzelfde, maar ik vroeg me af: klopt dat voor mij?
Om te beginnen: is het pad hard? Wel dat is het zeker. Maar dat heeft op zich niets met meditatie te maken. Het leven is nu eenmaal niet altijd gemakkelijk. Dat is de eerste Edele Waarheid, de waarheid van het lijden. Het pad van meditatie speelt zich midden in ons leven af. Het is geen vlucht uit het leven. Niet dat het leven altijd moeilijk is, maar soms …
Is het pad lang? Volmondig ja. Maar niet omdat het eindpunt moeilijk te bereiken is, maar omdat er geen eindpunt is. Het is iets heel vreemd in het boeddhisme. Er zijn massa’s lijstjes met paden en te bereiken stadia op weg naar de verlichting. Maar ik ken niemand die die verlichting ook bereikt heeft. En dezelfde teksten noemen het hele idee van bereiken een illusie.
Een mooi voorbeeld is hoofdstuk 7 van de Lotus Sutra. Na een reeks geëxalteerde lofprijzingen van de Boeddha en het pad, vol superlatieven (‘anuttara samyak sambodhi’), vertelt de Boeddha de parabel van de magische stad. Het verhaal gaat over een groep mensen die een lange tocht willen maken, door een moeilijk bereisbaar gebied. Ze gaan op pad met een bekwame gids. Na een tijd geraakt het gezelschap uitgeput en beginnen ze te klagen. De gids tovert een magische stad te voorschijn, prachtige huizen, tuinen en vijvers … De mensen zijn uitgelaten van vreugde, maar zodra ze uitgerust zijn legt de gids uit dat het maar een illusie was en dat de tocht verder gaat. Nergens lees je dat het gezelschap uiteindelijk aankomt.
Het hoofdstuk eindigt cryptisch met:
De boeddha’s, als gidsen,
onderrichten nirvana om rust te verschaffen.
Maar zodra ze zien dat je uitgerust bent,
leiden ze je verder naar Boeddha-wijsheid.
Maar is ontwaken, of verlichting zoals het soms vertaald wordt, dan niet het eindpunt van het pad? Dat is de centrale vraag van deze talk. En mijn antwoord is: ontwaken is niet het eindpunt van het pad, ontwaken is het beginpunt.
Ontwaken is onze natuurlijke openheid van geest. Daar zijn we mee geboren. Een pasgeborene kan niet anders. En dan beginnen we onderscheiden te maken en onze wereld te organiseren. Dat is levensnoodzakelijk, maar de valkuil is dat we contact verliezen met die natuurlijke openheid. Dan zitten we vast in een wereld zoals we die georganiseerd hebben, en houden we dat voor ‘de werkelijkheid’.
Open geest is ook open hart. Het Chinese xin, 心, betekent zowel hart als geest. Onze natuurlijke openheid van geest is ook een natuurlijke openheid van hart. Daarom worden in boeddhistische teksten wijsheid en mededogen, prajna-karuna, vaak in één adem genoemd. Het is maar in de afgeslotenheid dat we verharden en ons mededogen verliezen.
Ontwaken is openen. Het is opnieuw contact maken met die natuurlijke openheid. Dat is niet moeilijk. Het kleinste kind kan het, letterlijk. De bereidheid om te kijken is genoeg. Het pad van ontwaken is de keuze om openheid en mededogen als uitgangspunt te nemen op dit eindeloze pad dat het leven is. En, zoals alles in het leven, gaat dit met vallen en opstaan. Ook ons eindeloos falen vraagt telkens opnieuw om mededogen. Dat is het pad.
Is dit pad het mooiste, het beste, het onovertreffelijke, het meest waardevolle pad? Als je het mij vraagt: ja zeker. Dat is logisch, als ik een ander pad beter vond dan zou ik dat pad kiezen. Maar ik kan niet, en ik wil niet kunnen kiezen voor iemand anders. Mijn taak als leraar is niet om te zeggen wat iemand moet doen. Mijn taak is om te proberen dit pad zichtbaar te maken. Het is maar als het zichtbaar is dat je kunt kiezen, maar niemand kiest in jouw plaats.
Als we die keuze maken, dan zijn er praktijken die ons kunnen helpen om het in ons dagelijkse leven vorm te geven. In onze zentraditie is dat in de eerste plaats onze meditatiepraktijk. Het is een plek waar we altijd naar kunnen terugkeren, om telkens opnieuw onze geest en ons hart te openen.
Maar meditatie is niet de enige vorm. Het zingen, het reciteren, het buigen, de bloemen, het boeddhabeeld, het zijn allemaal belichamingen van het pad. In andere boeddhistische tradities ligt de nadruk meer op ritueel. Ook dat is evengoed een belichaming van het pad. En andere, ook niet-boeddhistische, tradities hebben weer andere vormen en andere woorden om openheid en mededogen te belichamen.
Maar welke vorm ook, welke traditie ook, de uitnodiging blijft: hoe zou het zijn om openheid en mededogen als uitgangspunt van je leven te nemen?