Op elk moment van ons bestaan zijn we in verschillende bewustzijnstoestanden tegelijk aanwezig. Zo rijk is onze geest, zo diep, hoog en uitgebreid dat je eerder kan spreken van bewustzijnsdimensies die heen en weer vloeien, in plaats van toestanden die we soms als statisch proberen te klasseren onder de gemeenschappelijke noemer van ‘het bewustzijn.’
Terwijl we -min of meer- bewust met iets bezig zijn, worden we vanuit de diepte gevoed door ervaringen die onbewust verwerkt worden, ongeveer zoals onze maag en darmen voortdurend, maar zonder dat we ons ervan bewust zijn voedsel aan het verteren zijn.
Hoe meer we openstaan voor invloeden die we niet zomaar kunnen verklaren en een plaats geven, van hoe dieper een onbewust weten kan opduiken. Tot we ook ons collectieve reservoir van ervaringen aanboren, de kennis van vorige generaties en de kennis die andere mensen op dit moment hebben. In de boeddhistische psychologie wordt dit het ‘opslagbewustzijn’ genoemd. Dit is de opslagplaats waar beelden, vormen, kleuren, klanken en begrippen liggen te wachten om door kunstenaars en wetenschappers verwerkt te worden. Er bestaat een bijzonder fenomeen dat de psychiater Carl Gustav Jung ‘synchroniciteit’ noemde; het betekenisvolle toeval. Zo ontdekken wetenschappers voortdurend dingen die andere wetenschappers aan de andere kant van de wereld gelijktijdig op het spoor zijn gekomen. Jung zelf woonde in Zwitserland maar had voor wereldoorlog twee uitbrak een droom waarin hij zag hoe de rest van Europa overstroomd werd door bloed.
Of moeten we de diepte in?
Jung vergeleek ons bewustzijn met een ijsberg waarvan negentiende onder water zit. Die negentiende zijn een matrix, de ondergrond of onderstroom waaruit ons gekende bewustzijn oprijst. Het is als mens een grote uitdaging om te vertrouwen in die negentiende onbewuste drijfveren en primaire behoeften. Maar ook in de wijsheid die daarin te wachten zit op bewustwording. Een natuurlijke wijsheid die precies voortkomt uit de wisselwerking tussen het herkennen van onbewuste impulsen en bewuste aandacht voor al wat zich aandient.
De uitdaging is om niet te vervallen in uitersten. Ken Wilber wijst op de gevaren van het zich zomaar overgeven of zelfs verheerlijken van het onbewuste. Nogal wat mensen verwarren de soms ‘oceanische’ ervaringen van direct contact met het onbewuste met ‘hogere’, spirituele ervaringen. [1] De effecten van drugs zijn daarvan een voorbeeld. In een roes lijkt het alsof we grote inzichten hebben, creatief en gelukkig zijn. Bij occasioneel gebruik is dat vaak inderdaad zo. Langdurig druggebruik maakt ons juist afhankelijk, willoos en suf.
Het onbewuste is een pre-persoonlijke bewustzijnstoestand die zowel primitieve als creatieve impulsen omvat. Het is het bewustzijn van het kleine kind dat nog magische belevingen heeft, en zowel destructief als liefdevol kan zijn. Een kind is schattig maar we moeten het niet verheerlijken. Soms is het een klein diertje dat met zachte maar besliste hand getemd moet worden. Nogal wat kunstenaars wekken magische belevingen op om diepere lagen aan te boren. Sommige kunstenaars gaan daaraan ten onder, door misbruik van drugs, of door hun aanleg voor een psychische aandoening te versterken. Gelukkig zien de meesten in dat je ook zonder drugs de sluizen van het onbewuste kan opendraaien en dat dit een specifieke vaardigheid is; die van een sluiswachter.
Opvoeding is een kind bijstaan in het ontwikkelen van een persoonlijke, bewustzijn. Hoe vrijer en harmonischer we bij het kind aanwezig zijn, hoe groter de kans dat het als volwassene kan openstaan voor transpersoonlijke bewustzijnstoestanden; voor een bewustzijn dat voorbij ons gekende ego reikt. Waar er individualiteit en creativiteit is die niet boven het leven zweeft, maar doordrongen is van mededogen met al wat leeft. Er loopt een grillige maar -achteraf- herkenbare lijn van ons onbewuste naar deze ruimere dimensie.
Echt vernieuwende kunstenaars en wetenschappers hebben de blik van een buitenstaander. Op een of andere manier kijken zij verder, dieper dan dat wat voor de hand ligt. Dat is een andere bewustzijnsdimensie dan het zich onderdompelen in het opslagbewustzijn. Na het duiken in het diepe is dit boven water komen en rondkijken naar waar beland bent. Na de inspiratie vanuit de diepte is er ook inspiratie die het resultaat is van contempleren, van met een brede blik beschouwen wat er allemaal gaande is, wat er allemaal mogelijk is.
In boeddhistische termen is een brede blik nodig om de basiswet van het afhankelijke ontstaan van alle fenomenen te zien. Het inzicht dat alles afhangt van iets anders en afhankelijk is van bepaalde voorwaarden. Om goed te kunnen wonen ben ik bijvoorbeeld afhankelijk van voldoende beschutting, voldoende verwarming, voldoende hygiëne, enzovoort. Maar er zijn ook andere voorwaarden nodig. Materiële voorwaarden zoals schone lucht, niet te veel lawaai, voldoende geld voor hoge huur of aflossing van de lening. Immateriële voorwaarden zoals mijn contact met de buren, of ik in een aangename buurt woon, of ik me niet eenzaam voel…
Een brede blik op ons leven ziet dat er een reële afhankelijkheid bestaat die nu eenmaal een existentieel gegeven is. Die blik bevrijdt ons ook van een slaafse afhankelijkheid waarin ik een slachtoffer ben van vorige negatieve ervaringen en van allerlei moeilijkheden in het hier en nu. Als ik een brede visie aanneem, zie ik ook mogelijkheden, uitdagingen en zelfs nieuwe kansen.
Een brede blik op ons leven ziet dat er een reële afhankelijkheid bestaat die nu eenmaal een existentieel gegeven is. Die blik bevrijdt ons ook van een slaafse afhankelijkheid waarin ik een slachtoffer ben van vorige negatieve ervaringen en van allerlei moeilijkheden in het hier en nu. Als ik een brede visie aanneem, zie ik ook mogelijkheden, uitdagingen en zelfs nieuwe kansen.
[1] Ken Wilber, Oog in oog, Lemniscaat, 1985