Mijn vroegere vriend Hans Korteweg heb ik, na een halve eeuw van weg geweest, onlangs weer ontmoet. Wat een wonderlijke belevenis. Nee, ik doel niet op de samenkomst van hem en klasgenoot Roel van Duijn om een jubileum van hun vriendschap te vieren nog niet zo lang geleden. Ik was daar niet aanwezig. Het gaat om een boekje met de naam Het Juwelenschip, dat hij, Hans, samen met een vertaalgroep van acht anderen samenstelde. Ik leerde het kort geleden pas kennen hoewel het al in 2004 is uitgegeven.
Ik moest daaraan denken toen ik Jules Prast’s stukje over De soetra van de gouden eeuwigheid las. Deze tekst van de hand van Jack Kerouac dateert van de jaren vijftig. De beatnick-periode die Hans en ik destijds op zijn Hollands naspeelden. Wij dweepten met zijn boek On the road, vermoedelijk zonder het echt te snappen. Kerouacs soetra, The Scripture of the Golden Eternity, toont wellicht enige verwantschap met Het Juwelenschip. Maar geef mij het laatste maar. Het bevat het commentaar van een Tibetaans-boeddhistische leraar uit de 14e eeuw, Longchenpa, op een oertekst uit de 8e eeuw: Het universeel scheppende principe.
De grote verdienste van Hans en zijn vertaalgroep is dat zij de toch al behoorlijk vatbare tekst van Longchenpa nog transparanter en toegankelijker hebben gemaakt. Zoals Dogen zijn Schatkamer van de ware leer schreef, zo schiep Longchenpa zijn Juwelenschip. Tijdloze wijsheid. ‘Niet beseffen’, aldus Longchenpa, ‘dat alles niets anders is dat de manifestatie van de geest wordt samsara genoemd.’
Waar ik ook zo van onder de indruk ben, is de volkomen onlosmakelijkheid tussen wat Longchenpa Zicht noemt en Mededogen. Zicht is er zeker van worden dat wat verschijnt het spel van ervaren is en ondervinden dat ervaring open is. Dit gaat gepaard met ‘Mededogen dat niet oprijst, niet ophoudt te bestaan en zonder zelf is. (Daarmee) is zijn-voor-anderen altijd beschikbaar. Het hoeft niet tot stand te worden gebracht.’
Wat schitterend! Hoe bemoedigend en bevrijdend!
Hans en zijn team geven op uiterst gewetensvolle wijze toelichting op de tekst en voegen daaraan naar mijn mening aldus ook een dimensie toe. En dat geldt natuurlijk niet alleen voor het onderdeel waardoor ik met name getroffen ben.
Dag Hans, hoe is het met je? Dat we elkaar zo weer tegenkomen… Ik wist natuurlijk van je bestaan, deed je soms via via de groeten, maar daar bleef het bij. Door Jules Prast’s bijdragen aan het Boeddhistisch Dagblad kwam ik erop dit stukje te schrijven. Ik weet niet precies waarom, ik had het ook kunnen laten. Maar ik vond het ook een goede aanleiding mijn waardering voor je werk te uiten.