Op het moment van sterven verliezen we niet alleen alles wat we bezitten, maar ook onze volledige identiteit. De reden waarom we bang zijn voor de dood, is dat we onszelf identificeren met deze wereld, dit lichaam, ons bezit, onze status, en onze familie.
De angst je identiteit op te moeten geven maakt je bang voor de dood. Als je deze egoïstische identiteit niet overstijgt, zul je je angst nooit overwinnen. Wanneer je je realiseert dat je niet degene bent die je denkt te zijn, dat je niets te verliezen hebt en dat je de potentie hebt om degene te zijn wie je werkelijk bent, zul je hoop krijgen.
Wanneer we ons maar enigszins realiseren dat we datgene verliezen wat we in werkelijkheid niet zijn en dat we niets te verliezen hebben, zal de dood een minder angstige ervaring zijn. De grootste angst voelen we wanneer er dingen veranderen. Leegte is de basis van angst. Zonder je egoïstische identiteit heb je het gevoel dat je niemand bent en jezelf verliest. Dat maakt je angstig.
We lijden collectief aan afgescheidenheid, zoals o.a. beroemd (willen) zijn, macht (willen) hebben, rijk (willen) zijn. Zo lang we succesvol zijn is er niets aan de hand. Maar valt dat weg dan vallen we in een diep gat. Wees daarom verbonden met het leven, hoor de vogels, hoor de zee, wordt een met de natuur en alle rijkdom die ons door de natuur geboden wordt.
Ons westerse denken is lineair, in het oosten is het circulair. In het christendom is er schepping, creatie. En zo zien we ook onze geboorte en dood. Van iets zijn we niets.
Het Boeddhisme gaat uit van manifestatie, iets manifesteert zich, of niet. De golf begint ergens en eindigt ergens. In het christendom is er geboorte en dood; we worden van iets niets en van niets iets. Het geeft angst van iets niets te worden. In het Boeddhisme in de traditie van mijn leraar Thich Nhat Hanh, gaan we er vanuit dat als oorzaken en bewustzijn, voorwaarden en condities, er zijn, iets zich manifesteert. Het bestaat, ook al is het zich niet.
Zo kunnen we angstloos zijn, de dood is niet het einde. Onbevreesdheid is de basis van waar geluk en de kroon op de boeddhistische leer. Als je aan iemand onbevreesdheid kunt bieden, dan geef je die persoon het beste geschenk. Als je heel solide, heel stevig bij iemand kunt zijn tijdens moeilijke momenten, kun je echt helpen.
Wie weet kunnen bovenstaande teksten je inspireren om iets van de onbevreesdheid te ervaren van de onbekende Zenmeester, waarover het volgende verhaaltje gaat:
‘Toen een leger van opstandelingen een Koreaanse stad innam, ontvluchtte iedereen de Zentempel, behalve de abt. De generaal van de rebellen stormde de tempel binnen en was razend toen hij ontdekte dat de meester weigerde hem te begroeten, laat staan hem als groot veroveraar te ontvangen.
‘Besef je niet dat je ogen gericht zijn op iemand die je kan doorklieven zonder met zijn ogen te knipperen?’, schreeuwde de generaal.
‘En u’, antwoordde de abt, ‘kijkt naar iemand die doorkliefd kan worden zonder met zijn ogen te knipperen!’
De dreigende blik van de generaal veranderde in een glimlach. Hij boog en verliet de tempel.’