‘Svakkhato Bhagavata dhammo sanditthiko akaliko ehipassiko opanayiko paccattam vedittabbo vinnuhiti.’
‘De Dhamma is uitstekend verkondigd door de Gezegende; rechtstreeks gericht op waarheid; resultaatgericht; iedereen uitnodigend om te komen kijken; rechtstreeks leidend naar het doel; om individueel ervaren te worden door de wijzen.’
(Mahanama-Sutta, Anguttara Nikaya, 11.13)
De zes kwaliteiten van de Dhamma worden in de Pali-canon door de Boeddha duidelijk omschreven:
— svakkhato bhagavato dhammo: de Dhamma is door de Bhagavat heel duidelijk uitgelegd. Er is géén geheime leer. Er zijn géén geheime geschriften om de Dhamma door te geven. Géén kirigami (1).
— sanditthiko: de Dhamma dirigeert de dhammanuvatti rechtstreeks naar waarheid, zodat hij/ zij alle illusoire begoochelingen achter zich laat. Dhamma is niet abstract. Het is geen filosofie die ontworpen is als een mooie interpretatie van het bestaan. Het is geen religie die een externe creator aanduidt als spil van het bestaan. Dhamma is een inzichtsleer. Een wijsheidsleer die niet énkel intellectueel moet begrepen worden; Dhamma moet experiëntieel ervaren worden. In dít bestaan, zodat de beoefenaar de drie karakteristieken (P. tilakkhana) van alle mentale en materiële fenomenen in zichzelf kan realiseren: vergankelijkheid (P. anicca); onbevredigdheid (P. dukkha) en zelfloosheid (P. anatta).
— akaliko: de Dhamma laat aan de volgeling duidelijk het resultaat—de ‘vruchten’ (P. phala)—zien. Deze vruchten zijn tijdloos (P. akaliko), in die zin dat ze steeds hetzelfde blijven: ze gelden voor het verleden, voor het heden en voor de toekomst. Dhamma is de natuurwet die het universum bestuurt, de natuurwet waaraan alles onderworpen is. De kosmische wet. Dhamma is ook op een andere manier ’tijdloos’, namelijk doordat ze niet intellectueel, maar experiëntieel begrepen moet worden.
— ehipassiko: ’kom en zie’. De Dhamma roept de beoefenaar op om zélf de waarheid te onderzoeken. De Dhamma moet niet dogmatisch, d.i. in blind geloof geaccepteerd worden. De Dhamma moet forensisch onderzocht worden; moet in vraag gesteld worden en alleen als ‘wáár’ aanvaard worden als ze voldoet aan yogi’s ervaring.
— opaneyyiko: de Dhamma leidt de dhammanuvatti bij elke stap die hij/zij doet naar het ‘doel’, d.i. naar nibbana. Dit wordt gerealiseerd door ‘naar binnen te kijken’. In plaats van alsmaar de externe wereld te observeren, moet de beoefenaar zichzelf onderzoeken door middel van meditatie i.c. de onbevredigdheid van het bestaan (P. dukkha sacca) begrijpen; de oorzaak van deze onvrede (P. samudaya sacca) loslaten; de beëindiging van de onvrede (P. nirodha sacca) realiseren en het pad dat leidt naar de beëindiging van de onvrede (P. magga sacca) cultiveren.
— paccattam veditabbo vinnuhiti: de Dhamma is het waard om individueel ervaren te worden door elke intelligente persoon. De volgeling wordt uitgenodigd om in Dhamma te verblijven, d.i. te mediteren op Dhamma en Dhamma met aandacht te ‘ervaren’.