In de Anguttara-Nikaya 8.19 zegt de Boeddha het volgende:
‘Net zoals de oceaan één smaak heeft—de smaak van zout—zo heeft de Buddhadhamma één enkele smaak, de smaak van vrijheid.’
Dhamma laat zich niet opdelen in verscheidenheid. Er is slechts één Dhamma.
Een alerte, gevorderde dhammanuvatti beseft dat alle boeddhistische stromingen (Theravada, Mahayana, Vajrayana, Navayana…) slechts hulpmiddelen (P. upaya) tot inzicht zijn. Het zijn voertuigen (P. yana) naar zelfrealisatie (P. nibbana). Niets meer. Niets minder. Zo taxeert hij ze op hun juiste waarde.
Al deze boeddhistische stromingen, strekkingen en lineages vertrekken uit dezelfde bron. Maar ze benaderen de buddhasasana vanuit een verschillend perspectief. Daar is niets mis mee zolang de beoefenaar maar helder beseft dat het interpretaties zijn van wat de Boeddha predikte. Uiteenlopende expressies van wat Dhamma is en inhoudt. Deze verschillende verduidelijkingen zijn een rechtstreeks gevolg van het vrij onderzoek dat de Boeddha predikte (cfr. Kalama-Sutta). Op deze manier beschouwd vergroten de verschillende boeddhistische stromingen niet enkel het inzichtelijk draagvlak maar dragen zij bij tot het uitdragen van de Dhamma zelf.
Het is vooral door buddharupa—rituelen, religieuze praktijken, hiërarchie—dat ze zich van elkaar onderscheiden. De uiterlijke vormen waarvan ze zich bedienen om de Dhamma uit te dragen raken evenwel de essentie niet. De dhammanuvatti die hier doorheen kijkt krijgt de eenheid van Dhamma te zien. De kwintessens van de Leer. Wat er écht toe doet. Wat voorbij decor & decorum gaat.