Een klein kooitje om een dier in op te sluiten zal de eigenzinnige Amsterdamse meubelmaker en ontwerper Annette van Citters nooit maken. Welk prachtig hout ze er ook voor zou mogen gebruiken. Het inrichten van een bordeel is ook niet aan de orde. Wel het maken van een mooi altaartje voor een gedetineerde, zodat diens geest positieve indrukken ontvangt.
‘Voordat ik meubelmaker werd werkte ik als informatieanalist bij het GEB, het gemeentelijk energiebedrijf in Amsterdam. En later als informatieanalist/adviseur bij Volmac, nu Capgemini. Het was leuk werk, ik houd van het oplossen van problemen en het werken met computers. In 1992 ben ik een jaar gaan reizen door zuidoost Azië. Daar werd mijn interesse in het boeddhisme gewekt, dat ik toen al zag als een soort mindtraining. Om aan jezelf te werken. Ik denk dat dat voor iedereen altijd nuttig en leerzaam is. Weer terug in Nederland ben ik in bij het Maitreya-instituut in Emst begonnen met het studieprogramma. En ben binnen die organisatie nog steeds actief als vrijwilliger.’
‘Toen ik terug kwam van die reis dacht ik, nog vol van boeddhistische indrukken: wat wil ik nou eigenlijk? De advieswereld had afgedaan; ik was nooit goed geweest in politieke spelletjes en het boeddhisme wierp een ander licht op de overdaad, de lease auto en het snelle geld. Ik was altijd al handig en creatief, en heb toen gekozen voor de opleiding meubelmaker aan het Hout & Meubilerings College in Amsterdam. Daarna studeerde ik twee jaar bij het Parnham College van John Makepeace in Groot-Brittannië. En ben sinds 1995 eigen baas en gelukkig. Ik ben een ontwerper én maker, bedenk en ontwerp dus altijd maakbare meubels.
Functionaliteit staat bij mij voorop. Ik wil geen tijd, materiaal en energie steken in een meubelstuk dat uiteindelijk niet praktisch of nuttig blijkt te zijn. Ik probeer mij van andere ontwerpers te onderscheiden door mijn creativiteit. Eigenlijk maak ik alles als het maar kleinschalig, voor mijzelf fysiek hanteerbaar en uniek is. Ik gebruik ook graag materialen als glas en metaal, omdat ik hiermee een zekere transparantie en lichtvoetigheid aan een meubel kan geven. Aan marketing doe ik niet veel. Ik verkoop via via, mijn klanten wonen in het hele land.’
‘Als meubelmaker ben ik een probleemoplosser. Ik vind het leuk om grenzen op te zoeken. Hoever kan ik met het materiaal en constructie gaan? Zodat het uiteindelijke product toch nog stevig is, maar het materiaal dun en klein. Dat prikkelt mijn hersens. Ik hecht erg aan lijnenspel en verhoudingen. Ik ben niet iemand die zich laat inspireren door de takken of knoesten van een boom. Waar ik ook ben, ik kijk altijd goed om mij heen. Je weet nooit van tevoren waar je je inspiratie vandaan haalt, dat kan de meest simpele abri zijn. In een museum kijk ik vaak als eerste naar de muur, vloer en vitrine, en daarna pas naar de tentoonstelling zelf. Mijn uitgangspunt is altijd het functionele van iets en ik voeg daar het visuele aan toe. In Engeland ben ik als een van de eerste ontwerpers begonnen om plaatmateriaal van bamboe, meestal in combinatie met hout, te verwerken. Bamboe is vrij neutraal en heeft een warme uitstraling. Het groeit in vijf jaar en is daardoor milieuvriendelijk. Ik werk graag met hout omdat het zowel hard en zacht is. Het mannelijke en vrouwelijke aspect vind je er in terug.’
‘Er zijn mensen die om de paar jaar hun interieur vernieuwen. Ze gooien er alles uit, zelfs een bank van twintig mille van nog geen drie jaar oud. Dan ben ik blij dat ik boeddhist ben, daarover geen zorgen heb en gelukkig ben in mijn matigheid die ik probeer te betrachten. Dat geeft mij meer rust. Helemaal bezitloos zou ik echter niet kunnen leven. Goed, praktisch gereedschap zal ik altijd blijven kopen. Gehechtheid is een zwaar onderwerp. Door de recessie ben ik bijvoorbeeld anders gaan denken over bezit, zoals mijn eigen, ruime huis in Amsterdam Als ik kleiner zou moeten gaan wonen, dan wordt dat een goede les in het loslaten. Ook van een aantal prototypes die nu mijn huis sieren.’
‘Ik werk vrijwel alleen, heb geen personeel op wie ik mijn boeddhistische ideeën kan loslaten. Maar ik behartig de belangen van mijn klanten beter dan de mijne. Ik ben altijd eerlijk tegen ze, ook al verkoop ik daardoor minder. Als ik denk dat mijn meubels niet in die omgeving passen adviseer ik ze naar een winkel zoals Ikea te gaan, of hun bestaande tafel zelf op te pimpen. Dan zijn zij en ik beter af.’
‘Mijn toekomstige levens zijn erg belangrijk voor me. Door mijn vrijwilligerswerk, ik maak onder meer meubels voor boeddhistische centra, probeer ik zoveel mogelijk goed karma te verzamelen. Zodat een goede wedergeboorte tot de mogelijkheden behoort. In het doen van mijn boeddhistische oefeningen, die natuurlijk ook in het teken staan van een waardevol toekomstig leven, vind ik mezelf vaak wat lui. Plezierige maar tijdverslindende sporten, zoals golfen, creëren elk jaar weer dat spanningsveld: zeg ik het lidmaatschap op of niet? Om mij meer te wijden aan boeddhistische oefeningen en reflectie. Dat gaat wat moeizaam. Ik zou meer geduld moeten ontwikkelen, daar zou ik zelf maar ook mijn omgeving baat bij hebben.’
‘Ik vind het geweldig om als meubelmaker en ontwerper voor boeddhistische leraren of- centra mooie dingen te mogen maken. Beide vestigingen van het Maitreya-instituut zijn nu al redelijk voorzien van door mij gemaakte altaren, tronen en meubels. Maar ik ben altijd bereid om mijn kennis, expertise en tijd beschikbaar te stellen voor andere dharmacentra. Zoals een ander in de tuin werkt of thangka’s maakt. Geven in waar ik goed in ben geeft mij een goed, nuttig gevoel. Voor boeddhisten zou ik altaartjes kunnen maken. Maar dat is een specifieke en daardoor beperkte markt. Zelf ben ik erg trots op mijn huisaltaar en zit daar met genoegen elke ochtend voor.’