Het eerste dat mijn metgezellin me in Zeeland wil laten zien, is het windorgel op de zuidelijke pier aan de Nolledijk in Vlissingen, vlak bij een strandtentje dat Panta Rhei heet: alles is beweging. Het windorgel staat daar een machtig kunstwerk te wezen, dat zingt, juicht, huilt, kreunt, tiert, fluistert en zucht. De mogelijke dirigent is onzichtbaar en onvoorspelbaar, maar zeer voelbaar aanwezig, zeker bij een noordooster met windkracht 4 à 5. De ca. 35 bamboe orgelpijpen staan met hun 10 tot 14 openingen elk voor zich stevig verankerd in beton, ontvankelijk en totaal open. In volstrekte onafhankelijkheid blazen ze hun tonen, zoals de wind zich voordoet. Zo vormen ze een verbijsterend orkest, één met zichzelf en elkaar.
We horen een half uur lang alle grondtonen van bestaan en niet-bestaan met alle smartelijkheid en onbereikbaarheid: elke denkbare uitdrukking van vergankelijkheid, van fysiek en mentaal lijden. Maar de tonen worden gedragen door een tijdloze onderstroom, waarin ook de vrede van de eeuwigheid heerst en waarin de dingen mogen zijn zoals het is. Het machtige concert van leven en dood – en daar voorbij – vermengt zich met de geluiden die zich om het kunstwerk voordoen: mensenstemmen, een omvallende fiets, meeuwen, het raspende geluid van vliegertouwen en het rollen van de golven. De zee spreekt onophoudelijk mee.
Twee oudere dames plaatsen hun fietsen tegen de balustrade rond het orgel en gaan zitten op het beton waarin de pijpen staan. Ze hebben gebreide mutsen op en kletsen over boodschappen, buren en voorgenomen visites. Maar het klopt. Alles klopt in relatie tot dit monument van betrokkenheid. Dit universele, niet afhoudende concert dat aanzwelt en inkrimpt, uitdijt en inklinkt, wordt opgenomen in het totaal. Evenzeer nemen de windklanken al het omringende geluid in zich op. Alles is één. Zo ontstaat er een nieuw arrangement dat een glasheldere verbinding legt met het alledaagse. Hier spreekt KwanYin, de bodhisattva van het mededogen. Dit is de brug van Joshu: mensen hoeven niets anders te doen, zoals mijn metgezellin zegt, dan hun eigen orgelpijp te zijn, waardoorheen de wind hun tonen voortbrengt. Kijk maar, zegt ze, ze staan daar helemaal geopend, als met uitgestrekte armen, het bestaan omhelzend – kom maar, kom maar – precies te wezen wat ze zijn en ze laten zich raken, zoals de wind waait.
Even verderop langs de boulevard geeft een glazen pui van een wit gebouw in grote letters een boodschap weer voor de goede verstaander:
For you
grey turns into blue
De letters gaan inderdaad –optisch wonder- in het voorbijgaan van grijs naar blauw. De tekst gaat over het geheim van stilte, leegte en aandacht. Voor ons verwijzen ze naar het mysterieuze concert van het windorgel: Spreek niet te veel, maar luister en kijk zonder woorden. Loop niet vooruit op het raadsel van het bestaan; probeer het niet te doorgronden, maar zie het met zuivere aandacht. Het grijze bestaan gaat dan over in blauw, de kleur van de liefde. De letters op de pui vormen een sleutel. Het windorgel is een baken.
Wouter ter Braake zegt
Mooie poëtische beschouwing van ‘zijn’. Dank je wel.
Bert Dorrestijn zegt
Mooi beschreven. Het windorgel in Vlissingen is een ” wereld orgel punt”. Er zijn er als het goed is meerdere van langs de kust van Frankrijk en Portugal richting Afrika om symbolisch onze verbondenheid met andere landen weer te geven. De tekst ” for you grey turns into blue” staat op de ramen van de zeevaartschool. Beide kunstuitingen doen mij altijd denken aan verre horizonten maar bovenstaande omschrijving is nog veel mooier.
Giel Geldof zegt
Dankjewel Ik was weer even helemaal terug op de Nollepunt. Het frontaanzicht van de Vlissingse boulevards is in veertig jaar nogal gewijzigd, maar ik heb de bunker op de Nollepunt nog zonder gekend. Mooi verhaal