‘Die woorden zijn te groot voor mijn mond’. Ik hoorde dat ooit een Indiaan zeggen in een tv-serie. Het trof mij. Hoe vaak zijn onze woorden te groot of te veel, wat ook een vorm van te groot is. Wat er is, behoeft zelden een verbale verklaring en als je je leven wijdt aan alles wat je tegenkomt, zoals zenmeester Uchiyama aanbeveelt, dan zal de ervaring die daarmee gepaard gaat voldoende zijn. Onderzoek en ervaar wat gaande is! Dat appèl van de Boeddha is bestemd voor ons allen, niet alleen voor boeddhisten.
Bewust of onbewust – iedereen is met dit onderzoek bezig. Neem kunstenaars. Al waarnemend onderzoeken zij en drukken zich uit. Hun werk is geen resultaat, maar een aspect van hun waarneming. De kunstschilder Jaap Hillenius, helaas in 1999 omgekomen bij een verkeersongeluk, was zo iemand. Hij ging het zien cultiveren, omdat hij de waarheid wilde schilderen. Hij wilde daartoe het niet vooringenomen kijken onder de knie krijgen. Objectkunstenaar Jeroen Henneman richt zich op de spanning tussen object en subjectieve waarneming, ‘tussen oog en hersenen, tussen zien en weten’, zegt hij zelf. Stelt hij zo het bestaan van de waarheid ter discussie, vraagt Anne Berk zich af. Johannes Vermeer maakte maar ca. 35 schilderijen. Ze zijn van een verbijsterende verstilling en tijdloosheid. Hij benaderde de waarheid via een weergegeven werkelijkheid, waarin, volgens Ramsey Nasr, ‘niets is wat het lijkt.(…) De waarheid ligt achter hetgeen je ziet. Een werk van Vermeer zien is een intens ontroerende, maar louter geestelijke ervaring. Het is de kroon op onze abstracte zoektocht naar God. In de leegte hebben wij Hem gevonden’. Toon Hermans at met lege handen een sappige perzik; Magritte schilderde een pijp met de tekst ‘Dit is geen pijp’; met viewmasters en speciale bioscopen kijken wij verlekkerd naar kunstige 3D-beelden, nog mooier dan Escher? Bert Vredegoor laat het licht van ongebreidelde ruimtelijke openheid uit zijn zwarte beperkende kaders zwellen.
Willen de scheppers van zo’n ‘hogere werkelijkheid’ ons er eigenlijk toe bewegen eindelijk onze eigen werkelijkheid te zien zoals zij is? Alles wat je tegenkomt: de werkelijkheid zoals zij zich van moment tot moment ontvouwt en waarin je altijd je eigen onvervreemdbare aandeel hebt. Het wonder van je eigen leven, waar het weten halt houdt en de diepste vraag begint. Want we kennen het antwoord van onze werkelijkheid niet. We weten niet hoe we haar zouden moeten beetpakken of benoemen. Het is een mysterie.
Voor de Poolse dichteres Wislawa Szymborska (nobelprijs 1996) is dit niet-weten een leidend beginsel: Elk gedicht is een poging tot een antwoord, maar zodra de laatste punt is gezet, begint de aarzeling en beseffen dichters dat hun specifieke antwoord een volkomen ontoereikende constructie is. Dus proberen zij het steeds opnieuw. Wat voor dichters geldt, geldt ook voor alle andere kunstenaars. Sterker, het geldt ons allen. Het gestrompel van onze expressie verbergt onze hang naar weten. Waarin het antwoord zich soms, zonder een spoor van weten, blijkt uit te drukken, is, voor wie het zien kan, de vluchtige eeuwigheid van het moment. Een ongezochte oogopslag, een vogelroep, een aanraking. Uit het niet-weten doemt een soort weten op, waarvoor elk woord te groot blijkt. Dit vinden kent geen causaliteit, maar het strompelen hoort erbij.