Ik heb al eerder geschreven over Jizo, de bodhisattva die alle wezens uit de hel wil redden. We noemden hem Jizo-sama, vol respect.

Eind oktober vierden we ieder jaar Jizosama-dag. Dan werden de kleine, stenen Jizobeelden die buiten bij de entree stonden, in de Dharmahal gezet. Er volgde een speciale ceremonie voor alle overledenen uit de danka, de goegemeente van onze tempel Bukkokuji. Roshisama zat dan tussen een paar monniken voor het altaar, met stapels papieren om hen heen. Ze lazen en mompelden door elkaar heen honderden namen achter elkaar, om de zegen van Jizo over deze doden te ontvangen.

Rondom de Jizobeeldjes stonden hoge stapels manju, gestoomde roze en witte broodjes gevuld met zoete-bonenpasta. Het was een vrolijk gezicht. De broodjes werden aan alle bezoekers ruimhartig uitgedeeld. Ze namen de lekkernij dankbaar knikkend en buigend in ontvangst. Alles bij elkaar was het een hartverwarmende tijd. Zoveel zorg voor de overleden familieleden, die ook na hun dood nog spirituele aandacht kregen.
Jizo-sama’s hulp werd ook ingeroepen voor de levenden. Een moeder of oma bijvoorbeeld kon naar de tempel komen om roshisama om hulp te vragen. Misschien was er een kind in levensgevaar. Een schoonzoon had een ongeluk gehad. Met genoeg devotie in het hart kon zo iemand het op zich nemen om een Jizo-ritueel te voltooien.
Zo kon zo’n oma een stapel rijstpapier mee naar huis krijgen, met een houten Jizo-stempeltje en een rood stempelkussen erbij. Op ieder vel moest de stempel van Jizo ongeveer honderd keer afgedrukt worden, netjes in rijen naast elkaar. Bij iedere afdruk hoorde ze de Jizomantra te zeggen, On kaka kabi sama e sowaka.
Ruwweg vertaald betekent die mantra: Moge universele vrede in Jizo’s aanwezigheid overal heersen.
Dan begon de kracht van de devotie zich te manifesteren. Op de knieën aan een lage tafel zat deze oma, met niets anders in gedachten dan de Jizo-mantra en haar zieke kleinkind bijvoorbeeld. Stempel na stempel na stempel drukte ze aandachtig precies op een rij, blad na blad. Met iedere afdruk groeide haar toewijding en concentratie.
Als er tenslotte 10.000 stempels gezet waren (wat dagen kon duren) sneed de oma de stapel vellen in 10.000 kleine velletjes, met op elk één Jizo, in heldere rode inkt. Al deze blaadjes werden vervolgens in stevige stapeltjes gebonden en in een doos gedaan. Die kreeg roshisama dan overhandigd. Het werk van de toegewijde oma was daarmee gedaan. Nu was het aan de tempel om het ritueel verder op te nemen.

Met een groep bewoners van Bukkokuji, monniken en leken, vertrokken we met een busje naar de zee. Op zich voor ons al een heel bijzondere onderneming, want al was het strand niet ver, we verlieten het tempelterrein bijna nooit. Samen liepen we dan de lange pier op; onze samukleren waaiden strak tegen onze ledematen aan in de felle wind. Aan het einde van de pier deelde de hoofdmonnik de stapeltjes één voor één aan ons uit.
Bij iedere velletje rijstpapier dat je de zee in liet waaien, zei je de mantra van Jizo één keer: On kaka kabi sama e sowaka…Zo konden we daar met zijn allen een uur staan, terwijl de dunne papiertjes boven de golven en in het water dansten en langzaam uit het zicht verdwenen. On kaka kabi sama e sowaka, on kaka kabi sama e sowaka, on kaka kabi sama e sowaka…
Mijn gedachten gingen af en toe ook uit naar het zieke kind en de zorgen van de oma.
Want meestal wisten we wel iets over degene voor wie de ceremonie was: het kon ook een zoon zijn die kanker had of een echtgenoot vlak voor zijn hartoperatie.
Het was steeds een mooi ritueel om samen te doen. Met zijn allen in de wind, mantra’s mompelend boven de klotsende golven. Roshisama als boegbeeld tussen ons in, in zijn traditionele zenkleren – terwijl ook hij met grote aandacht blaadje na blaadje liefdevol over de zee liet vliegen.
Aan het einde, als de velletjes op waren, knikte roshisama tevreden naar ons allemaal en sprak nog een zegen uit voor de familie waarvoor we bezig waren geweest.
Langzaam liepen we terug over de houten planken. Een eindje verder op de pier waren er twee jonge mannen aan het vissen. Ons groepje wandelde er voorbij; ik bleef even staan om naar hun vangst te kijken. Een kleine, zwarte vis lag naar lucht te happen op het hout. Ik zag zijn ronde oogbolletjes langzaam dof worden. Mijn hart deed er pijn van, ik wilde dat ik het beestje kon redden. Ik keek om me heen. Zou ik de vis misschien los kunnen kopen? Maar als tempelbewoner had ik geen geld op zak. Ik wist niet wat te doen. De jonge vissers leken juist opgetogen over hun vangst, ze waren er druk mee bezig, lachend en roepend.
Roshisama en de anderen stonden ondertussen al bij de bus en gebaarden dat ik ook moest komen. Ik sprintte naar ze toe.
In de bus dacht ik na over de contrasten van de dag. Leven en dood horen onafscheidelijk bij elkaar. Compassie en wreedheid, winnen en verliezen, hoop en wanhoop. Dit moeten we nu eenmaal accepteren.
Alleen wat we werkelijk zijn, het pure Zijn, is onverstoorbaar. Iets in ons, ons Ware Zelf, is altijd in harmonie, voorbij leven en dood. Dat is de universele vrede in On kaka kabi sama e sowaka – en is de realisatie van de bodhisattva’s, die alle wezens uit hun ingebeelde hel willen redden. Ingebeeld, want de hel hoort bij het relatieve, bij onze interpretaties; het pure Zijn is altijd in vrede.
Misschien vraag je je af of zo’n Jizo-ritueel van stempels en mantra’s nu werkelijk effect had op de zieke waarvoor het gedaan werd. Of het kleinkind genas, de kanker genezen werd en de hartoperatie slaagde? Ik herinner het mij niet precies meer. Dat werd ons misschien ook niet verteld; wij hadden ons deel gedaan, daar op de pier. Het ging erom, die compassie te hebben en een universele verbondenheid te benadrukken, de eenheid van alle wezens. De familie hoop te geven en te bevestigen dat iedereen, altijd, door het leven gedragen wordt, waar hij of zij ook is. Dat is waar Jizo voor stond en wat roshisama ons immer onvermoeibaar bleef vertellen.
Ik wil alle trouwe lezers heel hartelijk bedanken voor hun interesse en bemoedigende reacties – online en bij ontmoetingen. Zonder die fijne, warme reacties had ik het zeker niet opgebracht! Het schrijven over mijn tijd in Bukkokuji heeft tegelijk een verwerkingsproces in gang gezet, wat beslist helend gewerkt heeft. Vandaar mijn grote dank aan het Boeddhistisch Dagblad en alle lezers.
Diepe buiging en gassho!
Ciska
ad zegt
Mooi werk, Ciska!
Hartelijke dank 🙏
Bernadette zegt
Dank voor al je mooie, inspirerende en soms vertederende verhalen.
Gea zegt
Dank je, Ciska! Misschien kunnen de verhalen gebundeld worden en uitgegeven?
Dick zegt
Bedankt voor het delen van je mooie herinneringen. Ik keek er altijd naar uit.
Jos zegt
Hartelijk dank voor het delen van je ervaringen. Ik heb ze als inspirerend ervaren.
Ciska zegt
Dank jullie wel, lieve mensen.
Ik blijf wel af en toe schrijven hoor!
Op Gea’s vraag: dat is een heel mooi idee. Ik heb er inderdaad na alle aanmoedigingen een manuscript van gemaakt, maar daar een uitgever voor vinden is weer iets anders… ;-)
Maar wie weet lukt het ooit!
Wim zegt
Hartelijk dank Ciska, voor het inkijkje. Ik heb je bijdragen met veel interesse gelezen.