‘Mijn ouders waren afvallige protestanten van de militante categorie: ‘God bestaat niet’. In mijn kindertijd op de openbare lagere Jacob Catsschool mocht ik, na flink aandringen, wel deelnemen aan de wekelijkse bijbelles, maar de verhandelingen uit het Oude Testament gingen mij heel snel vervelen en de liedjes die we zongen vond ik tamelijk beschimmeld, zoals ‘Heb je `t al gehoord van Abraham, die uit Ur der Chaldeeën kwam’. Een nieuwe dominee heeft wel een keer een les besteed aan ‘andere geloven’ op de wereld. Naast de Islam, het Hindoeïsme, Sjamanistische godsdiensten en een verhaal over voodoo en menseneters in donker Afrika, toonde hij een afbeelding van een dikke Boeddha. En die kende ik uit het Chinese restaurant aan de Kleine Markt waar wij op opa’s verjaardag altijd aten.
Mijn grootouders van moederskant waren praktiserend lid van de evangelisch Lutherse gemeente en tijdens logeermomenten trof ik daar de christelijke kinderboekjes van mijn moeder aan. Prachtig vond ik dat en al snel deed ik stiekem het kindergebed voor het slapen gaan. Dat gaf me een spannend gevoel van verzet, het was mijn versie van hagenpreek en schuilkerk. Buurtkinderen, speelkameraadjes gingen op zondag wel naar de zondagschool van de Johanneskerk, in de kleuterschool aan het begin van onze straat. Maar ik mocht daar beslist niet heen en het lukte me ook niet om het stiekem te doen.
Tijdens een aantal zomerse schoolvakanties op het strand van Dishoeck, waren de kleinkinderen van kinderboekenschrijver J.W. van der Hulst mijn speelkameraden. Door die contacten ontdekte ik in de openbare leeszaal van Vlissingen de kinderboeken die hun opa had geschreven en ik schurkte mij in die verhalen vol van huiselijkheid, veiligheid, gezelligheid en ouderlijke zorg die werd gestuurd door de goedheid van Jezus. In zulke gezinnen verliep alles harmonieus; dat leek me geweldig. Ik wilde ook lang haar, maar dat kon einde jaren vijftig nog niet. Het enige wat ik kon afdwingen was dat de kapper me een ‘gedekt model’ gunde zonder te hoeven bijbetalen.
In mijn puberteit was ik een poosje in contact met een zieltjeswinner van de Pinkstergemeente en kwam ik bij gelegenheid weleens tot kerkbezoek. Dat laatste ging me snel tegen staan vanwege het ‘spreken in tongen’ en hysterische taferelen van mensen die spastisch uit de banken vielen tijdens een dienst. Ik had een jongere broer die een zware spast was en dat was in mijn dagelijkse ervaring een hele zware en heftige handicap. Eens trof ik op de weekmarkt, in een ‘hippiekraam’ een intrigerend sieraad, een geëmailleerde hanger: Yin&Yang. Ik haalde een boek uit de bibliotheek en las over oosterse wijsheden, maar het sloeg niet bij mij aan. Wel bleef het symbool van kosmische dualiteit mij de rest van mijn leven bij in mijn begrip dat ‘waarheid’ relatief is en verloor ik ook mijn interesse in het christelijk geloof.
Ik ging de humanistische kant uit en noemde mij decennialang ook zo. In humanistische kringen voelde ik me niet op mijn plaats omdat ik het allemaal te veel bedacht en intellectueel vond. Daarbij trof ik ook veel oeverloze discussie en onverdraagzaamheid aan. Begin jaren tachtig kwam ik in kringen van vrijzinnige types en raakte bevriend met een doopsgezinde voorganger. Wat bijbleef was de innerlijke strijd, gesjoemel en onderlinge onverdraagzaamheid over interpretatie van bijbelse geschriften door mensen met een academische vorming.
Half jaren tachtig kreeg ik een hernia waarmee ik wekenlang op bed lag. Omdat ik ook mentaal lastige barrières ervoer door intense herinneringen aan eerder en herbelevingen uit mijn jeugd, had ik een tijdlang een therapeutisch contact met een psychiater en kwam ik in aanraking met vrouwen die iets te vertellen hadden over hun ervaringen met yoga. Ik meldde mij bij het buurthuis om aan de yogalessen deel te nemen, schafte literatuur aan en met meer begrip over lichaamsenergie, begon ik me in het algemeen beter te voelen dan ik ooit eerder had beleefd. In diezelfde periode kreeg ik ‘zelfhulpboeken’ onder ogen. Louise Hay was zelfs verplichte kost aan de ‘Sociale Akademie’. Voor mij zat er wel een interessante essentie in dat werk, maar dat bleek ze niet zelf bedacht te hebben. Daarbij stoorde ik me aan een zekere hysterische presentatie van de levenslessen. Wayne Dyer had met zijn zelfhulpboeken zichzelf ook een goedlopend verdienmodel toegedacht, maar ook hier trof mij de essentie, de brongegevens, van zijn methode. Beroepsmatig zette ik de zaken om in een opleiding maatschappelijk werk die de differentiatie ‘psychosomatiek’ in het studieprogramma had opgenomen. Eind jaren tachtig was dat toch een poging van het hoger onderwijs om mensen die allerlei ‘hocuspocuscursussen’ gingen volgen, binnenboord te houden. Voor mij sloot het op dat moment aan bij mijn visie op mijn beroepsontwikkeling, hoewel ik bleef stuiteren tussen wazige ideeën en bruikbare kennis.
Eind de jaren negentig ontdekte ik in het Rotterdams Dagblad de column van Ton van Gelder en daarmee de boeken die hij schreef als ‘De Lachende Boeddha’ en zijn ‘Energetisch Werkboek’. Met elastiek en plakband bijeengehouden liggen die nog altijd in mijn nachtkastje. Yogabeoefening doe ik inmiddels al meer dan vijfendertig jaar. Juist in tijden van ouder worden vind ik yoga zo’n fijne bezigheid voor lijf en geest.
Chakrapsychologie was voor mij een logische stap verder in mijn oriëntatie op de oosterse filosofie en een aanzet om meer te willen weten en vooral te onderzoeken wat ik er in mijn dagelijks leven mee zou kunnen. De boeken van Anodea Judith heb ik jarenlang bestudeerd en bij tijd en wijle sla ik ze nog weleens open. In 2014 schreef ik mij in als gast voor acht colleges ‘relationeel boeddhisme’ aan de Erasmus Universiteit. Die werden gepresenteerd door dr. Maurits Kwee.
Hij had het over het ‘Oudgriekse boeddhisme’, het oorspronkelijke boeddhisme uit de tweede eeuw voor Christus, het ‘pure’ boeddhisme voordat het uitwaaierde naar alle windstreken, verwaterde en zich voegde in de heersende religieuze culturen van Zuidoost-Azië, China, Korea, Japan, Indonesië, Sri Lanka, Thailand, enzovoorts. En dit, terwijl het boeddhisme als eerste in contact kwam en invloed uitoefende op….Europa. In navolging van de veroveringen in Azië door Constantijn de Grote, bleven er nog eeuwen lang Satrapieën gevestigd in streken die nu behoren tot Afghanistan, Pakistan en India. In deze, zogenaamd Griekse, koninkrijken was het oorspronkelijke boeddhisme sterk aanwezig. De heersende klasse van Griekse krijgsheren mengde wel met de plaatselijke elite, maar bleef nog lang hechte banden onderhouden met de het Macedonische moederland aan de Middellandse Zee.
Koning Menander l, oftewel koning Milinda was een Indo-Griekse heerser over Grieks Bactrië dat reikte van over de Hindu Kush tot aan de Indus. Er bestaat een vroeg boeddhistische tekst, de Milindapanha, waarin deze koning levensvragen voorlegt aan de boeddhistische monnik Nagasena. Vanaf Macedonië, via Alexandrië was er over zee en land, langs het Arabisch schiereiland en de kusten van het huidige Iran, Pakistan en India een handelsroute waarlangs zich ook diplomatiek verkeer en personenvervoer bewoog en intellectueel, Aziatisch gedachtegoed door Griekse filosofen werd opgemerkt en meegenomen.
Het waren voor mij de rijk gevulde colleges van dr. Maurits Kwee die mij aan het verder lezen zette over de oorspronkelijke leer van de Boeddha. Daarin werden voor mij ook de boeken van Deepak Chopra en de Indiase schrijver Pankaj Mishra belangrijk om de gang van het boeddhisme naar het Westen vanuit Aziatisch perspectief beschreven te zien. Zo kwam ik dan, enkele jaren geleden, uit bij de Vietnamese monnik Thich Nhat Hanh, die door de oorlogsomstandigheden in de jaren zeventig vanuit Vietnam naar het Westen kwam en de leer van de Boeddha in woord uitdroeg en in geschrift onder onze aandacht heeft gebracht. Voor mij kreeg hierdoor de leer van de Boeddha een grote praktische waarde in mijn dagelijks leven.
Wat ik nu al jaren doe en waarschijnlijk ook de rest van mijn leven, is het bestuderen en praktiseren van de Anapanasati sutra en de Sattipathana sutra. Twee met elkaar vervlochten sutra’s die, naar gelang mijn stemming en omstandigheden, steeds weer nieuwe zelf-ervaringen en inzichten bieden en waarmee ik nooit klaar ben. Ik denk ook niet dat ik de volledige verlichting zal bereiken, maar de wijsheid die ik ervaar o het ‘edele pad’ maakt wel dat mijn dagelijks leven veel lichter aanvoelt dan weleer.’
Was getekend Giel Geldof. Wilt u ook uw ervaringen met het boeddhisme delen, mail ze dan naar redactieboeddhistischdagblad@upcmail.nl