Gisteren was ik bij een in aanleg boeddhistische vriend. Hij mediteert niet meer omdat al zijn handelingen geënt zijn aan en op het boeddhisme. Er zijn meer mensen die zo denken. Ze houden automatisch de middenweg aan. Geloven ze.
Ik sprak met hem over de opleiding tot boeddhistisch stervensbegeleider. Het onderwerp kwam ter sprake vanwege de hoge leeftijd van zijn moeder. Hij gelooft wel dat je iemand kan opleiden tot boeddhistisch stervensbegeleider, ik niet. Alsof mijn vriend zelf zo’n opleiding heeft gevolgd begon hij te vertellen over wat je allemaal op zo’n opleiding leert. Het bardo, de tussenstaat, boeddhistische winden, het opgaan van de zintuigen, wanhopige stervenden die krijsend van angst in hun bed liggen, psychische gesteldheden, angst en onmacht, het kwam allemaal voorbij. Dat leer je allemaal op die opleiding, zei mijn vriend. O ja, sprak hij, hysterie veroorzaakt door lichaamseigen chemicaliën in je lijf duurt nooit langer dan 16 minuten, daarna kan je op een rustige wijze met de stervende praten.
Waarover, vroeg ik.
Dat de dood onafwendbaar is, we gaan er allemaal mee te maken krijgen, zei mijn vriend.
Plotseling wendde ik gezeten op de mooie bank van mijn vriend een naderende hartstilstand voor. Ik greep naar de borstkas en keek verkrampt. Wat zeg je nu met al jouw theoretische kennis tegen mij als doodgaander, vroeg ik. En niet zeggen: dek maar een bordje minder.
Mijn vriend: ‘Ik zou aan jou als boeddhist de fases beschrijven van het stervensproces, dat de zintuigen afnemen, helderhorendheid nadert. Het bardo.’ Ho ho, zei ik, ik ben van de theravadarichting en ken geen bardo- dat ooit door mensen zelf verzonnen is. Misschien de wedergeboorte dan, zei mijn vriend. Daar geloof ik niet in, zei ik. Ik zou kunnen voorlezen uit het Tibetaanse dodenboek, zei mijn vriend. Daar heb ik niks aan, want ik ben islamiet die toevallig in het boeddhistisch hospice terecht gekomen ben.
Mijn vriend begon steeds harder te praten, naderde de 16 minutengrens. Ik heb genoeg van dat populistische gezeik van jou, sprak hij.
Ik zei: ‘Zie je dat we elkaar nu genaderd zijn. Er valt niets te begeleiden als dat is aangeleerd. Dat gevoel moet vanuit je hart komen, net zoals veel ouders van hun kinderen houden of mensen van elkaar. Geen aangeleerde handelingen. Doodgaan doe je in een eentje.’
Ik vertelde mijn vriend dat ik aan het sterfbed van mijn vader-enkele uren voor zijn heengaan, helemaal niet sprak over de dood, omdat ik me dood niet kan voorstellen. En hij ook niet. Ik was bij hem en sprak over vroeger. Mijn vader zelf sprak ook niet over dat moment dat onafwendbaar was. Zijn lichaam was al in ontbinding, alleen zijn hart sloeg en zijn geest was helder. Een verpleegkundige die de kamer binnen kwam zei: ‘Man stop er toch mee.’
Dat was een sterk staaltje van stervensbegeleiding. Het was een RK-ziekenhuis waar mijn vader per ongeluk in terecht gekomen was. Ze kenden het woord euthanasie niet eens om mensen uit hun verschrikkelijke lijden te verlossen.
Wat me bij is gebleven is de stille berusting bij het afscheid van mijn ouders, broer en zus. Vrienden ook. Collega’s, dieren, mensen die ik kende of op mijn pad kwamen. De dood kent geen coördinatie.
Mijn eigen sterven op de bank was van korte duur en er was een zalig moment toen ik van mijn koffie nipte. Op de tv hoor je een deuntje als je de koffiecommercial van DE ziet. Mijn vriend was toe aan iets sterkers maar hij is boeddhistisch geheelonthouder. Ik zag zijn lijden.
Moedig voorwaarts!
Daisy zegt
Haha, briljant!
Wulf zegt
Als ik niet rustig blijkt te kunnen sterven dan wil ik wel wat liefdevolle hulp. Maar natuurlijk niet via theoretische regeltjes.
Joop Ha Hoek zegt
Hulp waarin, Wulf. Hoe zie je je dat voor je?
Gerry Verbeek zegt
Joop, ik wil dit stuk voorgelezen op mijn sterfbed, zodat ik mezelf kan doodlachen.