In de Kloosterbunker is altijd veel te doen. Het Boeddhistisch Dagblad wordt er dagelijks samengesteld. De ruimte moet onderhouden worden en schoongemaakt, gelucht ook, en de Boeddhabeelden stofvrij gemaakt en gehouden. Daarnaast worden de vele planten in de KB verzorgd alsmede de vogels en andere dieren. Gasten komen en gaan.
Deze redacteur heeft het druk zonder het gevoel te hebben het druk te hebben. Gisteren nam hij het besluit om de kunstwerken in de KB te verhangen, een andere plek te geven. Lijsten werden van de muur gehaald en stofvrij gemaakt en ergens anders opgehangen.
In een ruimte in de KB stond een lange lijst klaar om opgehangen te worden, maar er was geen plekje vrij aan een muur of er moest een haak in een muur geboord worden. Een paar maanden geleden al haalde ik de originele kunstwerken eruit en bevestigde er foto’s in van familieleden. Helemaal links mijn overgrootvader bij het graf van zijn vrouw in Beekbergen, waar ik over een tijdje ook kom te liggen (in een ander graf), dan mijn broer met een bosje bloemen wachtend op een afspraak in Den Haag, dan mijn kleinkinderen, dan mijn zus met haar fiets en helemaal rechts mijn grootouders met hun kleine dochter, mijn moeder Grietje.
Het is een anti-vergetellijst geworden. Mijn broer en zus staan op de vergetellijst. Ze maakten er een potje van in hun leven. Na de dood van mijn zus (door griep) lag ze in een rouwcentrum opgebaard. Behalve ikzelf was er ook een nichtje aanwezig met haar man, ze kwamen om mij- de executeur testamentair en oom, geestelijk te ondersteunen. Wat later kwam er nog een familielid dat door mijn zus onheus was bejegend afscheid nemen. Verder heerste er een doodse stilte in het uitvaartcentrum. In de huizen in het land gingen de honderden familieleden gewoon hun gangetje.
Toen mijn overleden broer werd gecremeerd (gestorven na een operatie aan de knie) vroeg het personeel van het crematorium wat ze met al die suikerbroden moesten doen die niet genuttigd waren. Geef ze maar aan levenden, adviseerde ik. Ook daar was het niet druk en waren er wel solidariteitgangers.
Het is niet aan mij om te oordelen over de kwaliteit van leven van mijn broer en zus. Ze trokken mensen aan en stootten ze ook weer af. In mijn beleving waren ze eenzaam. Hoewel ik er nauwelijks contact mee had vroegen ze toch aan mij of ik hun uitvaart wilde regelen als de dood er zou zijn. Dat beloofde ik en zo gebeurde ook.
Ik vermoed dat er maar weinig mensen zijn die nog over mijn broer en zus praten. Misschien zijn kinderen en kleinkinderen. Mijn zus was ongehuwd.
Het zijn mensen die geleefd hebben, hun sporen hebben nagelaten, mijn broer en zus. Ook ik praat nauwelijks nog over hen, zo gebeuren dingen soms. In mijn familie zijn ze geen gespreksonderwerp. Ze dreigen in de vergetelheid te raken. Vandaar mijn anti-vergetellijst. Vanaf dat plein in Den Haag en vanuit een straat in Rotterdam kijken ze de wereld en hun leven in. Nu in de Kloosterbunker. De Boeddha houdt een oogje in het zeil.
Moedig voorwaarts!