Bijna altijd neem ik waar ik ook ben afscheid met de woorden: ‘Misschien tot ziens.’ Dat roept vrijwel altijd reacties op, in de zin van ‘zeker wel’ en ‘zo erg zal het toch niet zijn’. Sommigen staren mij verbijsterd aan.
Dat voorbehoud maak ik omdat ik op sterven na dood ben, net als alle levende wezens op deze aarde. Niet omdat het acute stervensproces is ingetreden- tenminste, ik ben me daar niet van bewust, maar omdat er geen zekerheid is dat er een tot ziens is. Het sterven -de vergankelijkheid, een begin en een eind- is sinds mijn geboorte aanwezig en het stervensproces- dat een eind maakt aan mijn huidige ik dat niet van zichzelf bestaat, kan op elk moment plaatsvinden.
Het boeddhisme is gericht op de verlichting, het ontwaken, waardoor er geen wedergeboorte meer plaats vindt. Er is een weg naar die verlichting. De Boeddha legde uit: ‘Dit, monniken, is de edele waarheid van het pad dat leidt naar de opheffing van lijden: Het is eenvoudigweg het Edele Achtvoudige Pad, namelijk: Begrijpen wat lijden is, de oorzaak van lijden begrijpen, de opheffing van lijden begrijpen, het pad begrijpen dat leidt naar de opheffing van lijden door juiste gedachten / juiste intenties / juiste bedoelingen, juist handelen, juist spreken en zo voort.’
De boeddhistische leer is in de kern gericht -zolang er geen verlichting is bereikt – op het trainen van de geest om op een kalme en heldere wijze de overgang tussen sterven en wedergeboorte mogelijk te maken. Behalve meditatie, de training, oefenden wij, de studenten, met onze leraar in een boeddhistische setting in het figuurlijk ontleden van ons lichaam, dat ook niet van zichzelf bestaat en alleen maar het voertuig is van onze geest.
In zo’ oefening ontdeden we ons figuurlijk van onze huid, organen, pezen en spieren, sappen en afvalstoffen, ik meen 32 delen en onderdelen- om uiteindelijk tot het geraamte te geraken, dat ook uit elkaar werd gehaald. Daarna werd de boel weer in elkaar gezet, in de juiste volgorde. Zo leerden we het effect van de vergankelijkheid, het sterven en de ervaring van het vergaan van lichaamsdelen in de zak met botten zoals het lichaam in het boeddhisme ook wel wordt genoemd.
Misschien tot ziens?
De Deense filosoof Soren Kierkegaard, die in het boeddhisme geen onbekende is, vertelt in zijn Efterskrift het verhaal over een man die een vriend uitnodigt voor het avondeten. De man accepteert enthousiast de uitnodiging, maar precies op dat moment valt er een dakpan op zijn hoofd en sterft hij. Kierkegaard bespot de dode man en zegt dat je je dood zou kunnen lachen om dit geval. Hier is een man die een absolute verplichting voor de toekomst aangaat en wiens bestaan wordt weggevaagd door een windvlaag. (…)
Kierkegaard stelt: ‘Pas als we doorkrijgen dat we aan elke uitspraak over de toekomst, geheel juist kunnen toevoegen: “hoewel ik over enkele ogenblikken best dood kan zijn, in welk geval ik niet mee zal doen”, hebben we de subjectieve waarheid van onze dood begrepen.’ Kierkegaard doelde daarmee op de ontdekking van de subjectieve waarheid van je eigen bestaan. Kierkegaard wilde met dit verhaal geen zwartgalligheid uitlokken. Volgens hem is de ontdekking van de subjectieve waarheid van je eigen dood een voorwaarde voor een andere ontdekking: de subjectieve waarheid van je eigen bestaan. Alleen tegen de achtergrond van de gapende diepten van de eeuwigheid kan de directheid en de kwetsbaarheid van het bestaan worden begrepen.
Moedig voorwaarts!
Frans-Jozef zegt
Potverdikkie, mooi stukje Joop! Dank je wel! Zo kan ik de dag weer goed beginnen. Ik hoop morgen 264e te lezen.
Michel Ball zegt
Wat een schitterend beeld Joop.
Veel geluk