Soms raak je onverwacht in gesprek met iemand. Zomaar op straat. Voor een tuinhekje, op een bankje in het park, op een muurtje op het perron van een treinstation. Het kan overal gebeuren.
Wanneer je door Noorwegen en Zweden banjert, kom je er vrij snel achter dat die landen dun bevolkt zijn vergeleken met Nederland, en dat bovendien de meeste mensen ook nog eens in de wat grotere plaatsen wonen. Het is daardoor heel goed mogelijk om een hele dag op pad te zijn zonder een sterveling tegen te komen. Ik loop door Noorwegen over de duidelijk gemarkeerde Olafsleden, richting Trondheim. Waarschijnlijk zijn er meer wandelaars op dit pad, maar doordat ze allemaal dezelfde kant op lopen, komen ze elkaar alleen tegen wanneer hun tempo’s behoorlijk verschillen.
Ik wandel doorgaans langzaam en sta ook nog eens regelmatig stil. Rondkijken en over een oneffen pad lopen gaan namelijk niet zo goed samen door een groot struikelrisico. Daardoor wordt ik ingehaald. Een vrouw van middelbare leeftijd stapt noest door. Blik gericht op de grond. Ze passeert mij zwijgend. Op haar kleine rugzak zie ik een Nederlands vlaggetje.
“Ook goedmiddag!” roep ik naar het achterhoofd van de vrouw. “Leuk hè, die giraffe.”
Ze stopt en kijkt om. Ik zie haar verbaasde blik. “Giraffe?” vraagt ze verbouwereerd.
“Ja,” zeg ik. “Een paar honderd meter terug denk ik. Niet te missen. Knal oranje en minstens vijf meter hoog. Naast het pad.”
“Niet gezien.”, zegt de vrouw en maakt aanstalten door te lopen. Ik ben inmiddels naast haar en zet er de vaart in om bij te blijven.
“En die mammoet dan?” vraag ik.
Ze houdt weer halt en kijkt nog verbouwereerder dan de eerste keer. “Mammoet?”
“Een knoeperd van een olifant met enorme slagtanden. Groot, grijs, met betonnen haren die in de wind bewegen.”
“Ze kijkt me ongelovig aan. “Dat kan niet,” zegt ze beslist. Beton beweegt niet in de wind!”
“O jawel. Wanneer je eerst een gerafelde doek over de rug van het beeld legt en daar dun beton over giet, dan krijg je een soort betonnen vacht die in de wind kan bewegen. Niet gezien? Het beeld stond op het plein in het dorp waar u doorheen moet zijn gelopen.”
Ze schudt het hoofd. En geeft zichzelf weer de sporen. Ik begin er lol in te krijgen. “U heeft haast!” stel ik vast.
“Ja. Ik ben op weg naar mijn volgende rustplaats, in Dombas. Ik wordt daar verwacht. Nog vijf kilometer”
“Hoe laat wordt u daar dan verwacht”
“Voor acht uur!”
“O… nou dan heeft u nog uren de tijd. Als u wilt kunt u zelfs kruipen en dan komt u nog op tijd! Ik begrijp die haast niet.”
De vrouw houdt nu voor de derde keer in en zucht. “Ik loop een stuk van de Olafsleden,” legt ze uit op een toon die vastberadenheid verraad. “Tien dagen. Vanaf Lillehammer. Vorig jaar heb ik van Oslo tot Lillehammer gelopen en volgend jaar maak ik de tocht af tot Trondheim.”
“Sportief,” beaam ik om er onmiddellijk aan toe te voegen: “Dan heeft u heel wat kilometertjes Noorse grond op Noorse paden gezien. Veel leuker dan Nederlands asfalt, neem ik aan. En ook mooier dan het rubber van een loopband thuis of in de sportschool”
“Wat wilt u daarmee zeggen”.
“Dat U volgens mij vergeet rond te kijken en te genieten van het landschap. U loopt en loopt maar u ziet alleen waar u loopt. Verder niks. U kunt de meeste loopbanden instellen op zwaarte. Gewoon wat meer weerstand aanklikken en klaar is kees. Veel goedkoper dan eerst naar Noorwegen afreizen. Ook veel gemakkelijker. Geen noodzaak om voor een bepaalde tijd ergens aan te komen. Geen giraffen of mammoets om te missen. Geen vergezichten om aan voorbij te lopen. Gewoon stap stap stap sportief bezig zijn en in plaats van met een vliegtuig gewoon lekker in eigen autootje weer naar huis. Lekker thuis in eigen bed slapen.”
“Ik loop een aantal etappes van de Olafsleden!” klinkt het verontwaardigd.
“Ik niet. Ik loop de hele Olafsleden van A tot Z.”
“Hoe laat moet u op uw bestemming van vandaag zijn?”
“Hoe laat? Weet ik veel. Ik luister naar mijn lijf. Als mijn lijf zegt: genoeg… dan zet ik mijn tentje op en ga ik rusten tot morgenochtend vroeg.”
“Zomaar?”
“Ja. Hier geldt dat je overal je tentje mag opzetten, zolang je je maar aan een aantal fatsoensregels houdt, zoals geen troep achterlaten, niemand hinderen en geen schade aan de natuur veroorzaken. Maar daar gaat het nu niet eens om.”
“Waar gaat het dan wel om?”
“”Waar het bij u omgaat weet ik niet. Bij mij gaat het om een andere weg bewandelen dan alleen de grond waar ik op loop.”
“U loopt toch ook de Olafsleden?”
“Nee. De Olafsleden loopt mij.”
Aan haar gezicht te zien snapt ze me niet. Dat hoeft ook niet. Ik laat haar gaan. Daar gaat ze weer. Gezicht naar de grond gekeerd. Stap stap stap.
Geef een reactie