Soms raak je onverwacht in gesprek met iemand. Zomaar op straat. Voor een tuinhekje, op een bankje in het park, op een muurtje op het perron van een treinstation. Het kan overal gebeuren.
“Mag ik?”, vraagt de dame, wanneer ze zonder een antwoord af te wachten naast me op de betonnen rand van een muurtje gaat zitten. Achter ons daalt een brede trap naar de tunnel die alle perrons van het station met elkaar verbindt. Voor ons zal binnen enkele minuten een trein aan komen rijden en halthouden.
“Wat als ik nu eens ‘nee’ zou zeggen?” kan ik niet nalaten op te merken.
“Ach,” antwoordt de vrouw, “Dat zegt u niet, en als u het toch zou doen, zou ik mij daar niets van aantrekken. Ik bekommer mij niet om wat u wel of niet zou kunnen zeggen.”
“Uw ‘mag ik’ was dus gewoon een soort beleefdheidsfrase,” stel ik vast.
“Geen ‘soort’ hoor. Het was gewoon een standaardzinnetje dat ik er altijd uitfloep voor ik ergens ga zitten waar al iemand anders ook zit.”
“Een gewoonte dus.”.
“Ja. Een gewoonte. Mijn benen worden ouder hè, en ik kan niet meer zo lang staan.”
Ik glimlach om de manier waarop ze spreekt. Alsof ze lak heeft aan alles om haar heen. Ze heeft ook nog niet één keer mijn richting opgekeken. Ze praat tegen de rand van het perron en de rails die daar – een metertje lager – achter verscholen ligt.
“En u bekommert u niet om wat ik wel of niet zou kunnen zeggen.”
“Ik bekommer mij nergens meer om meneer. Wanneer u zich ergens om bekommert, maak u zich ergens zorgen over. Of u zorgt ergens voor. Ik maak mij nergens zorgen over en ik zorg ook voor niets of niemand.”
Ik denk even na, maar voor ik mijn gedachten uit kan spreken, gaat de vrouw verder: “Wanneer je je ergens zorgen over maakt, besteedt je aandacht aan een of ander onderwerp, of je daar nu zin in hebt of niet. En wanneer je voor een mens of dier zorgt, heeft die mens of dat dier jouw aandacht, anders stelt het ‘zorgen’ niets voor.”
Geef een reactie