Drie dagen lig ik nu vastgeketend aan een ziekenhuisbed. Een infuus sluit bewegingsvrijheid uit. Tot een verpleegkundige het vanavond niet meer kon aanzien, me in m’n rolstoel parkeerde en me met infuus en al naar de koffiehoek bracht. Een bevrijdende ervaring.
Ik lig hier zo vastgekluisterd omdat drie dagen geleden het laatst overgebleven deel van mijn linker bovenbeen is geamputeerd. Het infuus met antibiotica moet infectie voorkomen. Er valt namelijk verder nauwelijks nog iets te amputeren. Maar de vaatchirurg heeft haar werk goed gedaan: de wond ziet er schoon uit.
Door de hitte slaap ik niet. Morgen is mijn zoon in Limburg, maar hij kan niet naar me toe komen. Roken met dat infuus zit er uiteraard niet in. Dus luister ik op Youtube serieel naar de duistere liedjes van The Tragically Hip. Een mens zoekt compensatie voor vormen van gemis.
De beproeving duurt op zijn minst tot maandag. Dan beslist de chirurg of ik genoeg antibiotica heb gehad.
Ik wil naar huis. Maar wie wil er niet naar huis in een ziekenhuis.
Het wordt morgen tegen de 40 graden. Ik probeer me schoon te houden met kommetjes water. Ik ben daar niet handig mee. Dan het geknoei met het urinaal in bed. Door de morfine ben ik gelukkig chronisch verstopt. Je nergens voor schamen, dat is de kunst in een hospitaal.
De hospitaalmens is op de eerste plaats een consument. Daarom klaag ik nooit over het eten. Daar gaan de verpleegkundigen niet over, en de artsen ook niet. Mijn ziekte is hun slagveld. Ik laat ze graag hun gang gaan.
Vanavond belde C. Ook opgenomen, maar dan in een psychiatrische kliniek. Ook daar geen privacy.
Zonder privacy en met een infuus is de rancune nooit ver weg.


Geef een reactie