Laatst was mijn telefoon weg. Nu hebben m’n laptops het begeven. En door de schulden heb ik geen geld ze te laten repareren. Misschien kan ik een beroep doen op de bewindvoerder.
Voorlopig weerhoudt trots me. Misplaatste trots, neem ik aan.
Ik zou boos kunnen worden. Om vormen van onrecht die me zijn aangedaan, ook financieel. Ik ben de enige niet. Meer dan ooit begrijp ik de Nederlandse aard. De rancune, de afgunst, de sociale nijd. Door alle klassen heen.
Die nijd richt zich ook tegen mij. Om het beetje gratis geld dat ik krijg van de gemeente. Ik ben al danig afgedankt en gemarginaliseerd. Maar in de ogen van sommigen heb ik het veel te goed. Ik zou ze kunnen aanwijzen, maar ik doe het niet. Omdat ik ze het niet gun.
Tot op zekere hoogte begrijp ik ze, de zieligen die vanuit auto’s naar me schelden. Misschien bungelen ze zelf aan de onderkant van de middenklasse, van flexcontract naar flexcontract. Of met de keuzestress die ook al niet bevorderlijk is voor de bestaanszekerheid.
En dan is het fijn afreageren op losers die het nog minder maakten, of nog spectaculairder en dieper vielen. Zichtbaarder, vooral.
In mijn dorp zie ik het volop gebeuren. Het is wat dat betreft een interessante proeftuin, want al meer dan een eeuw het afvoerputje van de Limburgse samenleving, een menselijke vuilnisbelt van gekken en Sint Vitusdansers in rolstoelen. Die gratis ter beschikking worden gesteld door de gemeente. Die twee rolstoelen van mij trouwens ook, waarvoor dank aan de belastingbetaler.
Ogenschijnlijk zijn gemarginaliseerden zoals ik gepamperd tot het graf, als ons GGZ-bed tenminste niet wordt weggesaneerd, zodat het neoliberale vervolg van de behandeling zich ambulant op straat afspeelt, of bij het Leger des Heils.
Ik kom ze tegen, en ik spreek ze, de mannen en vrouwen die door Rutte cum suis door de plee worden getrokken, en het zonder noemenswaardige hulp zelf mogen uitzoeken. Wat ze tamelijk vaak opvallend goed lukt. Verstoken van de laatste vangnetten doen ze hun ultieme survivalkunstje. Ritselend, regelend, jattend, dealend, gebruikend.
Ik kan ze geen ongelijk geven. Misschien zou ik hetzelfde doen, maar dan vast onhandiger.
Ook onder de mijnen mag de rancune er zijn. En niet alleen omdat ze worden gedegradeerd tot neoliberale fall out. Op te jagen wild, blootgesteld aan vormen van stigmatisering en framing waartegen elk verzet zinloos is. Ik zal zwijgen over de bloedfanatieke politieagentjes die een potsierlijk want ongegrond samenscholingsverbod op het plaatselijke plein handhaafden met zielige pogingen mijn matties aldaar uit elkaar te jagen. Ik was daar een keer getuige van, en trok mijn conclusies.
Bijvoorbeeld dat zo´n overijverig agentje ook maar een ambtenaar is met een veredelde uitkering, die namens burgemeester Hekking het plaatselijke schuim mag opjagen en bekeuren. Die burgemeester vindt de leegstand in de winkelstraten van veel grotere importantie dan zijn armoedige burgers. Ik lees het in het plaatselijke weekblad. Wat er niet staat, maar wat onze regenten niet zelden wel bedoelen, is dat die have nots het wel aan zichzelf te danken zullen hebben. Zo wordt in mijn zogenaamde onderklasse de rancune gevoed. En die wraakzucht dijt uit, omdat talloze middenklassers door de crisis aan neerwaartse sociale mobiliteit deden. De haves en de have nots komen van staatswege gesanctioneerd steeds bloeddorstiger tegenover elkaar te staan. De oorlog van allen tegen allen is een feit. Meestal kan ik daar de humor van inzien, behalve als ik zelf word uitgescholden en beledigd op straat. Reden mezelf op de wachtlijst te zetten voor een Ierse Wolfshond. Weliswaar bijten die niet, maar ze zijn wel erg groot. Verontrustend groot.
Met de dag beter begrijp ik mijn outcastvrienden die met publiekelijk vertoon van vechthonden hun domein verdedigen, met tamelijk veel succes.
In mijn archief vond ik een aantekenboekje uit 2007. Ik was met vrienden uit Osaka op bezoek in een plaatselijke achterbuurt, waar de yakuza het voor het zeggen had. Het wemelde er van de daklozen, door Japanners eufemistisch ‘drijvende mensen’ genoemd. Toen kon ik niet bevroeden dat ik zelf ook een drijvende man zou worden, hoewel met een dak boven mijn hoofd.
Het gaat me best goed af.
Geef een reactie