In de omgeving van de Kloosterbunker gingen mensen mij al Joop Faber noemen en keken mij vals aan. Ze noemden mij een uitsluiter, de man van de strengste vogelwetgeving ooit. Dat greep mij aan.
Wat is er aan de hand? Sinds de Kloosterbunker de deuren heeft geopend voor broeders en zusters hangen er goed gevulde netjes met pinda’s aan het plafond van het enorme balkon. Dat is van de buitenwereld afgescheiden met een zogeheten vogelnet -tegen fors schijtende stadsduiven- met mazen met een afmeting die wel kleinere vogels toestaat de netjes te bereiken. Het hele jaar door landen leuke meesjes op de netjes en eten hun buikje vol.
Tot vorige week joeg ik grotere vogels, zoals spechten en de Alexander papagaai met klappen in de handen weg, nadat ik merkte dat die in een middag een heel netje verorberden en er met hele pinda’s in de snavel vandoor gingen. Soms ben ik erg knieperig en sluit ik uit. Vandaar de bijnaam Joop Faber.
Vorige week vertelde iemand mij dat de buurtspechten het moeilijk hebben omdat er geen oude bomen meer in de omgeving staan waarin ze kunnen hakken en insecten kunnen eten. Toen besloot ik de spechten op het balkon toe te laten. Het is even wennen, om de vijf minuten landt er een specht op de pinda’s en hakt en hakt. Het kost mij moeite om niet te applaudisseren maar ik wil ook van de bijnaam Faber af, als uitsluiter.
De Alexander papagaai en kauwen sluit ik nog wel uit, ik ben me over hun toegang aan het beraden. Dan zou ik zelf naar de voedselbank moeten om te overleven. Allemachtig.
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds, zeggen de Franciscanen.
Moedig voorwaarts!

Geef een reactie