Mijn moeder zong dit lied – er zijn meer coupletten, voor haar kinderen toen ze klein waren. Meestal als we een pijntje hadden opgelopen. Vandaag moest ik daar opeens aan denken, aan mijn moeder, het lied, zonder dat ik op mijn tong had gebeten. Wat kunnen herinneringen toch mooi en dierbaar zijn.
Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven
Miertje is de dokter thuis
Kan hij mij een drankje geven
Voor een arme zieke muis
Die zooeven van de treden
Van een ladder is gegleden
Op een plat, in de stad
Miertje, Miertje, haast je wat
Even wachten, juffrouw Brommer
Want de dokter is absent
Hij is net naar vader Nachtuil
Dien je zeker ook wel kent
Die heeft bij het middageten
Eensklaps op zijn tong gebeten
Wat een Pijn, zal dat zijn
Daarvoor helpt geen medicijn
Moge iedereen gelukkig zijn, met name jij.
Vrede en alle goeds, zeggen de Franciscanen.
Moedig voorwaarts!
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.
