Dorte leerde ik kennen toen ik als broekie voor een krant een artikel mocht (moest) schrijven over een internationaal carnavalsfeest in Viareggio, Italië.
De Deense was een paar jaar jonger en studente journalistiek. Nog diezelfde nacht belandden we in het bagagerek van een Roermondse prins carnaval, hoewel niet de belangrijkste. Het ging er wild aan toe in de internationale trein van Denemarken naar Italië.
Als journalist in functie had ik in principe wat meer afstand moeten houden, maar al op hun 19e kunnen Deense dames doortastend zijn. Ook in Viareggio zelf – het eigenlijke feest vond plaats in een enorme hotellobby – ging ik mijn boekje een beetje te buiten.
De champagnekurken stegen op tot het plafond. Dorte vond dat we midden in de nacht, starnakel, in zee moesten gaan zwemmen. Gelukkig was het donker.
De hoofdredacteur kwam erachter, na een tip van een Roermondse stadsredacteur. Deze was prins van d’n Uul geweest. Ik mocht blijven.
Het carnavalswereldje is klein. Prinsen kennen elkaar.
Weer thuis bezocht Dorte, een doortastende, bloedmooie trol, me in Roermond. Ze bleef logeren.
Ik verpestte de romance door haar nietsvermoedend een ansichtkaart van schrijver Charles Bukowsli en een vriendin te sturen- beiden zeer dronken. Dat vond Deense Dorte als feministe niet kies van me.
Tijdens corona kregen we weer contact. Ze was toen journalist. Later ging ze voor banken werken. Net als ik gescheiden. Er was sprake van een zoon die als matroos suïcide zou hebben gepleegd.
Een paar jaar na Viareggio bezocht ik het Roskildefestival in Denemarken, met een verlopen paspoort en een brakke Joegoslavische Zastava-auto.
De douane liet me door. Er waren tienduizenden Dortes, maar zij zelf zag ik niet. Ze kwam uit Aalborg.
Geef een reactie