De hele maand januari verbleven we in Mae Hong Son, een klein stadje in de bergen van noord Thailand. Het is een van de meest afgelegen plekken van het land. Vanaf Chiang Mai ligt het hemelsbreed zo’n 120 kilometer naar het noordwesten, maar de afstand over de weg is twee keer zo lang. Halverwege beland je even in een andere wereld, in het ooit als hippie-enclave bekend staande stadje Pai, dat nog altijd een toeristenmagneet is. Daarna rij je steeds verder terug in de tijd, over de weg die als 2000-bochtenweg bekend staat. Waarmee meteen is verklaard waarom je over de 240 kilometer van Chiang Mai naar Mae Hong Son al gauw 6 uur doet.
Een stukje zuidelijk van Mae Hong Son aan de Salawin, de rivier die een deel van de grens met Myanmar vormt, ligt het dorpje Mae Sam Laep. Het was bekend onder toeristen, omdat het op bamboe steigers gebouwd was, die meebewogen met de breedte van de rivier. Zo stonden de huisjes en winkeltjes altijd direct aan de oever, of de rivier nou 200 meter breed was, in de regentijd, of een stroompje van een paar meter in de droge tijd. Op die manier kon er het hele jaar gemakkelijk handel gedreven worden met het aan de overkant liggende Kawtoolei.
Mae Sam Laep ligt zeer afgelegen, aan het eind van een weg waar een gewone auto niet ongeschonden overheen kan, als die het einde überhaupt al haalt. De oorlog in Myanmar heeft het toerisme, dat na covid een voorzichtige herstart aan het maken was, vrijwel volledig de nek omgedraaid. Buitenlandse overheden, waaronder de Nederlandse, raden het gebied af als reisbestemming. Er zijn verhalen over Myanmarese gevechtsvliegtuigen die, al dan niet per ongeluk, aan de Thaise kant van de rivier vlogen, en kogels stoppen ook niet boven het water. Veel Karen vluchtelingen zijn de rivier al overgestoken en in het uurtje dat wij er waren kwamen er meer mensen per boot aan.
Hoe groot kan het contrast zijn? Er staan mensen met hun hele hebben en houwen in één plastic tas, op de oever van de rivier. De doorgang naar het dorp is afgeschermd met prikkeldraad. Ze weten niet of ze vanavond een slaapplaats hebben en waar dat dan is. En voor hoelang dat kan. Wij staan aan de andere kant van datzelfde prikkeldraad en weten al dat we straks onze spullen ophalen uit het guesthouse, om twee nachten in een hut in Salawin National Park te slapen.
Het zijn die mensen die rechtstreeks geraakt werden door Trumps opschorten van de betalingen van USAID, de Amerikaanse dienst die hulp biedt aan degenen die dat écht nodig hebben. Heel veel hebben ze niet eens nodig. Ze hadden al bijna niks, en weten hoe ze moeten overleven van wat de natuur biedt. In de kleine gemeenschapjes die ze gevormd hebben, zorgen ze voor hun eigen voedselvoorziening. Met de hulp van USAID was er inmiddels wat minimale medische zorg. Een vorm van hulp die effectief en hard nodig is, want medicijnen en andere hulpmiddelen zijn zaken die de vluchtelingen onmogelijk zelf kunnen verzorgen. Van de ene op de andere dag stopte de aanvoer. De artsen en verpleegkundigen moeten nu behalve medisch handelen, ook proberen om fondsen te werven.
Je zou die mensen mee willen nemen en een plek geven, maar dat is illegaal hier. Je zou willen dat het land waar je vandaan komt tegen die mensen zegt: “de omstandigheden waarin jullie moeten leven zijn niet menswaardig meer te noemen. Kom maar hierheen. We zijn al met veel, maar we kunnen nog wel een eindje inschikken.” Maar we hebben ons laten wijsmaken dat we veel problemen hebben die allemaal de schuld zijn van vluchtelingen. En uitgerekend gisteren heeft minister Klever bekendgemaakt dat er fors op ontwikkelingshulp bezuinigd gaat worden: “Alle programma’s die we financieren, moeten direct bijdragen aan ons eigen belang”, zegt de PVV-minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Stoere taal voor binnenlands gewin. Maar intussen lijkt het erop dat ze het verschil tussen die twee taken van haar ministerie niet goed begrijpt. Zo heeft symboolpolitiek van de rijkste landen van de wereld dramatische gevolgen voor mensen die bijna niks nodig hebben, maar bij wie voor sommige dingen hulp van buitenaf van levensbelang is. Niet iets om trots op te zijn.
Geef een reactie